maandag 28 december 2009

Stand in the river...

Twaalf was ik en aan het strand bij het Gat zong ik het refreintje van Stand and deliver, een liedje van de in die tijd populaire Adam and the Ants. JC, die twee ouder was dan ik en die net als die andere JC (ik bedoel Johan Cruijff, hoewel die andere JC, Jezus Christus, die kon er ook wat van) altijd alles beter wist, kwam erbij staan en corrigeerde mij. “Dat slaat helemaal nergens op, wat jij zingt.” “O nee, wat moet het dan zijn?” JC, met twee jaar Engels op LTS B-niveau in zijn bagage, maande ons tot stilte. Hij name een pose aan en zong: “Stand in the River. What do you look like?” “Nee, man,” zei ik nog, “dat is volslagen belachelijk. Het is Stand and deliver. Your money of your life. Het gaat over een overval!” Maar in discussie gaan met JC, dat was net als met die andere JC (en die andere andere JC) onbegonnen werk. Mijn vriendjes en ik, wij gingen zwemmen.

donderdag 24 december 2009

Kerstboodschappen op woensdagmiddag in een stad waar de sneeuw etc

Kerstboodschappen op woensdagmiddag in een stad waar sneeuw ligt opgehoopt en op de parkeerterreinen tot ijs is geplet. Het parkeerterrein bij de AH dermate vol dat ik mijn moeder afzet en zelf naar de andere kant van de stad rij om te parkeren. De bakker, de banketbakker – waar een mevrouw met een hoedje op een scene schopt – en de AH, die uitpuilt. Mensen, wat een mensen, en de vegetarische taartjes uitverkocht, godnondeju. Aan het eind van de middag nog net een parkeerplaatsje gevonden bij het winkelcentrum waar mijn moeder deeltjes dode dieren koopt. Terwijl zij naar de slager is, sta ik buiten met de rug naar de afhaalchinees een sigaret te roken en beleef een geluksmoment. Daar is helemaal niets en tegelijk alles voor nodig: het uitzicht op de gerenoveerde flats aan de andere kant van de weg, het Turkse jochie dat zonnebloemolie gekocht heeft en vrolijk teruggroet en natuurlijk de sigaret.

maandag 21 december 2009

muziek!

Sjors Takovietsj,
Zing es un liedje voor mij.

Sjors Takovietsj,
Zing es un liedje voor mij.

zondag 13 december 2009

Merrie Poppins

Mijn moeder en ik, wij kaarten. Op de achtergrond de tv. Er wordt een nieuwe Mary Poppins gekozen. Lekker interessant. Twee meiden gaan in de sing off. De sing off, jawel. Die verliest wil ik wel troosten zeg ik tegen mijn moeder, maakt niet uit welke. Gij ja, zegt mijn moeder. Hand in hand zingen die meiden. Pia Douwes kijkt ademloos toe dan wel faket een orgasme. Liedje uit. Ondertussen gaat mijn moeder uit en zit ik met schoppenvrouw in mijn knuist. Fuck. Dan begint Willem Nijholt te preken. Zeverdezeverdezever, de kleinste valt af kortom. Frits – ik weet zijn naam effe niet – of toch: Sissink (of iets) resumeert: We begonnen de avond met negen Mary’s, nu zijn het er nog acht. Wat zeg-tie nou, zegt mijn moeder, we begonnen met negen merries??! Alle Mary’s nog eens zingen en dan die weg moet alvast de kleren uit, dat ik haar troosten kan; verdomd, het gebeurt nog ook.

zaterdag 12 december 2009

In Utrecht

Utrecht, 12 december 2009
Springhaver

Straks Das Weisse Band. Daarnet stad, binnenstad; mensen, heel veel mensen… never thought that death etc. Mensen in allerlei soorten en maten… lachend en pratend en kauwend en consumerend en pratend met consumptie… Veel vrouwen en meisjes ook met wie ik het zou willen doen… Verdomd weinig mannen met wie ik het zou willen doen. Ze zijn me niet opgevallen, althans. Ik zou er eens op moeten letten.
Ontdekte, herontdekte, de Hardebollenstraat nadat ik bij Plato geweest was in de Voorstraat. Wist niet dat dat straatje zo centraal in de binnenstad gelegen was. Meende me juist te herinneren dat het achteraf lag. Hoe dan ook, nieuwsgierigheidshalve toch even straatje doorgelopen. Een raam of tien hooguit met veelal exotische oude rotten in het vak.
Ook in nieuw onderkomen van Boudisque geweest. Alleen maar klassiek gekocht, waaronder Metamorfosen van Richard Strauss en het Stabat Mater van Pergolesi, strijkkwartetten ook van Schubert en iets van Arvo Part.
….de dame naast me is, zo meldt ze haar gesprekspartner, “best wel tegen fusies…”
Vanochtend na boodschappen en koffie met moeder Zoete Mond van Thomas Rosenboom uitgelezen. Hoewel ik me ergens halverwege het boek meende te storen aan het kluchtige dat ik een te nadrukkelijk kenmerk van Rosenbooms romankunst vond worden – of dat dacht ik dus – concludeerde ik ten slotte, én ontroerd zowaar door het laatste hoofdstuk, dat het andermaal een meesterlijk boek betrof.
En dan over een paar minuten wellicht een meesterlijke film… Wat een mooi leven heb ik toch!

zaterdag 5 december 2009

Die reclamespotjes maken mij toch zo geil...

Het is een trend in de reclamespotjes op de radio. Eerst had je (en heb je nog steeds) die temerige juffrouw van Ziggo die heel invoelend en vertrouwenwekkend en geruststellend en pamperend en sussend een alles-in-één pakket aan de man wil brengen – helaas in plaats van haar zelf, want ze klinkt heel erg geil – en nu is er ook zo’n lieve zachte inlevende & meedenkende knul die voor de Rabobank iets heeft ingesproken. Het obligate verkooppraatje met tot slot uiteraard: “De waarde van uw beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.” Hoe dat uit zijn mond komt, als vloeibare honing, als valeriaan vooral ook. Ik ga er geen Rabo Extra Ledenobligaties van kopen. Maar telkens als ik het spotje hoor wel sterk het verlangen die gozer eens ijselijk in de kont te neuken.

donderdag 26 november 2009

O dokter...!

Wat een ophef toch bij de VARA over die mevrouw die aan tafel bij DWDD zei dat ze na het zien van Komt een vrouw bij de dokter een hekel had gekregen aan Barry Atsma. Ze leek me echt niet zo dom dat ze dat letterlijk bedoelde. En enige verontwaardiging over het moreel besef van de hoofdpersoon is wellicht best op zijn plaats. Heeft de film toch gewoon zijn werk gedaan, of die Atsma toch..? Maar nee ze blijven er over doorzeuren. Bij PenW en gister bij DWDD mocht Halina Rein aan het begin van de uitzending nog even clichés spuien.
Maar waaaaaaaaaaaaar zeur ik over! Een kutfilm gebaseerd op een kutboek.
-Heb jij die film gezien dan? Dat boek gelezen misschien?
-Tuurlijk niet, ik ga me daar een kutboek lezen. Zonde van mijn tijd.
-Maar hoe weet je dan dat het een kutboek is als je het boek niet gelezen hebt?
-Noem het literaire intuïtie.
-En die film dan?
-Twee sterren in de Volkskrant. Ik wist het gewoon. Echt zo zonde van je tijd man. En al die ophef, al die airtime!
-Nu je het zegt. Was dat toen ook niet met die andere kutfilm die je ook hoefde te zien om te weten dat het een kutfilm was? Kom, hoe heet ie? Zomertijd... Zomernacht... nee, wacht... Zomerhitte! Volslagen kut, maar mooi frontaal gepresenteerd (frontaal hihi!) bij DWDD en PenW. Met die Sophie Brillebrand. Of dat wel een echt Wolkersmeisje was en zo… Om slapeloos moe van te worden.
-Dat boek heb ik wel gelezen toen. Niet moeten doen: een kutboek.
-Ken je trouwens KEVBDD “het gedicht”?
-Nee, maar ik ben razend benieuwd. Is vast heel erg goed!

Komt Een Vrouw Bij De Dokter

Ah..ah..aahh…
Ah..ahh…ah..ja..
Ja.. jah..ja..!
Ja! ja!! Ja!!!
O, dokter, dat was zo fijn…!

zondag 15 november 2009

Vakwerk

Voor de familie uit loopt een vrouw met een zak oud brood. Ze gaat het bruggetje over en gooit hele sneje naar de eende die eropaf vliege. Zodra een stuk brood in de snavel, maken dat je wegkomt en zorg dat je het opslokt want ook de meeuwen betwisten je de buit en maken duikvluchten! Pandemonium! Een vrolijke drinkebroer zit met in zijn knuist een blik euroshopperbier op een bankje en geniet van het eendenspektakel. Ik zend hem een glimlach en hij zegt hallo en ik zeg hallo en hij zegt goedenmiddag en ik zeg goedenmiddag en ik loop door en bedenk dat deze kleine belevenis in een stukje verwerkt moet worden.
Concertino opus 42 van Weinberg is een genot om te ondergaan. En o die Candida Thompson hoe ze meedeint op de melodielijnen die ze uit de buik strijkt van haar viool. Hoe mooi zo’n begaafde vrouw, ook al heeft ze haar voornaam gemeen met een seksueel overdraagbare aandoening. Na afloop van het stuk buigt ze om het applaus in ontvangst te nemen en toont daarmee de holte tussen haar borsten. Ik klap fanatiek voor meer buigingen. En al die tijd zit Sofia Gubaidulina bijna bij me op schoot zonder dat ik haar herken.

zondag 8 november 2009

Dandy

Op de eerste gang was niets aan te merken, al moet je me niet vragen wat het precies was dat ik gegeten had. Daarna duurde het wachten te lang. Aanvankelijk was er nog afleiding want Remco Campert kwam het restaurant binnen. Hij had een opzichtig wit pak aan en droeg een wandelstok – niet voor steun maar als ornament, een canne, meneer was een dandy in zijn vrije tijd – en hij was vergezeld van een ouwe blonde helleveeg. Ik ben vooringenomen jegens Remco Campert, hij lijkt me geen leuke man, ik weet ook niet waarom, hij schrijft nochtans erg aardig over poezen. In de droom was hij evenwel zondermeer een ijdel en naar sujet en hij liet zich op de koop toe negatief uit over Jan Mulder, met wie hij in werkelijkheid toch prima overweg lijkt te kunnen. Het restaurant was een soort van verdichting van drie restaurants in de Betuwe, waarvan er twee nog bestaan en er een al lang geleden is afgebrand, alle drie restaurants met kwaliteit en – pretentie. Te meer daarom ergerde ik me aan het lange wachten op gang twee. Ik ergerde me heel nadrukkelijk – kwam dat misschien omdat ik voor het slapen gaan zo vaak de woorden exaspération en exasperé(-e) had aangetroffen in mijn lectuur van Guy de Maupassant? – en in mijn hoofd was de slechte recensie al voor drie kwart uitgekristalliseerd. De eigenaar van het restaurant moet mijn gedachten hebben kunnen lezen aangezien hij een verdedigingsrede kwam houden; het was juist beleid om de tijd tussen de gangen te rekken, hij had er zelfs een woord voor: conversatietijd. Maar ik was met mijn moeder, ik had geen behoefte aan conversatietijd, ik wilde gewoon lekker eten en dan naar huis.

zaterdag 7 november 2009

Flaneur

Niet alleen moest ik bij de bakker zijn, vanmorgen, ik moest ook nog langs de bank. Nadat ik gepind had liep ik terug langs de stadsgracht naar waar mijn auto stond, wel zo praktisch. Ondertussen genoot ik van de wandeling, wel zo fijn. Hoewel niet rond zijn benen de wielen van de gedachte en zowaar ik dacht weer eens wat. (Heel lang geleden bedacht ik een parodie op Wedden dat: Wed eens wat – dat dat me ineens te binnen schiet…!) Ik dacht, iedereen is iets. Jawel. Iedereen is van alles maar ook een specifiek iets, er is zeg maar iets dat iemand meer dan alle andere ietsen typeert, als je begrijpt wat ik bedoel. Meestal is dat een beroep. Hij is bakker of bankier. Maar soms ook is het een eigenschap. Hij is een held. Een verrader. Een rat. Of gewoon een grijze muis. Een moedertje. Een helleveeg. Soms ook is het een gebrek of een seksuele voorkeur mits afwijkend van de norm. Een blinde, een voyeur. Ik wandel en ik vraag me af: wat ben ik? Ik verdien mijn boterham als boekhouder en ik houd ook oprecht van boeken maar ben ik een boekhouder, no way, dat is mijn eer te na, amigo. Ben ik een schrijver of een dichter dan, zo voelt het toch dikwijls wel. De manier waarop ik naar de dingen kijken en hoe ik ze interpreteer, is die van een kunstenaar of een filosoof, of althans een beetje toch, kom niet te bescheiden. Maar om schrijver te zijn moet je ook kunnen schrijven en daar wringt de schoen. Voor dichter geldt mutatis mutandis - altijd leuk om op te schrijven mutatis mutandis – hetzelfde, hoewel men van nature dichter zijn kan – maar daarvoor ben ik toch weer te veel filosoof. Dan als door de bliksem getroffen wordt ik verlicht door een inzicht: ik ben een flaneur. Ik loop, ik kijk, ik denk: een flaneur ten voeten uit. - En dat ik geen schrijver ben blijkt ondermeer uit het feit dat ik aan dit stukje geen bevredigend eind weet te breien.

maandag 19 oktober 2009

Houtduif; uil

Tegen avondval loop ik door de Groenestraat. Ik laat een flinke wind en net nadat ik dat gedaan heb, hevig geritsel in de kruin van de populier waar ik langskom. Een houtduif die opvliegt; houtduiven maken altijd zo’n kabaal als ze in een boom zitten en opgeschrikt worden. Of er een oorzakelijk verband bestaat tussen die wind van mij en het opvliegen van de duif, je zou het bijna denken. After all, hij was er hard genoeg voor. Een oorzakelijk verband tussen het schijnsel van mijn zaklantaarn en het opvliegen van een uil luttele seconden later is zondermeer een feit. Uil zeg ik, welnu, ik zag aan vleugels en vlucht dat het een roofvogel was, de tweede vogel die vanuit de populier het luchtruim koos, het was al redelijk schemerig, en na vijftig meter riep de vogel oehoe, uil dus. Vraag is wat voor een? Ransuil, kerkuil, bosuil, steenuil?

woensdag 7 oktober 2009

Balk & Bil

Toch leuk om te horen Balkenende die een billenknijper is. Ja die refo’s , laat ze maar schuiven. Sympathiek en intelligent daarentegen, want waarom ook het positieve niet gemeld, was het betoog dat Linda van Dyck hield gisteravond bij Pauw en Witteman, en prachtig mooi hoe ze vertelde van haar “moeder Theresa-moment.”

zondag 4 oktober 2009

Willem van Hanegem mag weer eens opdraven

Het is beschamend om te zien hoe ze bij DWDD Willem van Hanegem periodiek van stal halen. Willem van Hanegem, dat wordt gegarandeerd lachen. Dus niet. Opgelegd pandoer. Zonde om er verder nog woorden aan vuil te maken. Ik zwom mijn zestig baantjes in 32:48:19. Léo Ferré zong C’est extra toen ik stilstond voor het stoplicht. Zo’n prachtig sensueel lied. Ik zag mijn auto gespiegeld in de lamp die groen worden moest en het ook werd, waarna ik wegreed.

zaterdag 19 september 2009

Wat zien ik, wat lees ik, wat droom ik

Vanochtend, voor de spiegel in mijn hotelkamer, voor het eerst gezien in mijn leven, het gezicht van de alien, terwijl ik naar mijn torso keek: mijn tepels ogen, mijn navel het bedachtzame mondje.

Toen ik na een lange reis thuiskwam, zag ik een dagpauwoog en in de nabijheid van de vlinder twee vechtende wespen. Hoewel ik liever naar een vlinder kijk normaliter dan naar wespen, won ditmaal de fascinatie voor het gevecht.

En daarnet, van de muur af naar de vloer van mijn kamer – dat wordt onrustig slapen vannacht; welnee, maar wel met een mondkapje voor; welnee, ik vermorzel m tussen mijn kiezen als ie mijn mondholte binnenglipt; lekker veel vitamine B12 – een ontiegelijk grote spin, brr, ben blij dat ik geen meisje ben.

Van de boeken die ik tijdens mijn vakantie las, om het eens over een andere boeg te gooien, was ik vooral onder de indruk van Het overspelige gras van Louis Ferron. Dan (toch ook maar eens) iets van Harakiri Murakami gelezen, maar nee, dat is (toch net iets te veel) bakvissenproza.

Tot tweemaal toe gedroomd over heel kleine vogeltjes kwetsbaar in mijn hand. Eerst een parkietje in de vorm van een sardientje. Later een soort van ijsvogeltje of beter een winterkoninkje of nog kleiner een goudhaantje – maar wel met een grote scherpe snavel en iriserend verendek.

En ook dit gedroomd, nu precies 10 dagen geleden:
Vannacht droomde ik dat ik niet in slaap kon vallen. Ik was in een ruimte die verdacht veel weg had van de ruimte achter het toneel van het horecacomplex waar ik ben opgegroeid. Dwangmatig bleef ik trap op- en aflopen om een onbestemde angst te bezweren; en ik was me bewust van mijn dwangmatige gedrag. Maar was die angst wel onbestemd? Is het niet gewoon zo dat ik mij niet meer herinneren kan wat mij in die droom zo’n angst aanjoeg? Ik schrok wakker; en toen ik besefte dat ik gedroomd had dat ik niet slapen kon, was ik opgelucht.

“Soms vroeg hij zich namelijk wel eens af of zijn zoon zijn zoon wel was, dat bleke sujet dat als een verongelijkte schim door het huis waarde en zich liever leek af te trekken dan fatsoenlijk de beest uit te hangen.” Louis Ferron in Het overspelige gras. Soms en wel eens is (iets) te veel van het goede, maar met zo’n zin wordt deze egotistische zeveraar (toch maar weer mooi) een spiegel voorgehouden.

maandag 14 september 2009

De Grië

Twee sympathieke geaffecteerde ouwe homo’s die elke wijn hééérlijk vonden, dat was dankbaar werk voor de paardenstaart in onberispelijk zwart. Zalig hoe die broek om haar billen spande, het zou de hele avond een verrukking en een kwelling tegelijk zijn. Naast de bejaarde homo’s een happy family die aan gezinsuitbreiding deed, want mamabeer vertelde aan haar kinderen dat er een derde op komst was. Dochter- en zoonlief sprongen van hun stoel om om beurten mama een hug te geven; en papa, ook papa kreeg een hug. Dochter hoopte op een zusje; zoon hoopte op een broertje. Zoonlief, een jaar of negen misschien, vroeg hoe het toch zo kwam dat mama zwanger was. En dan vlak voor me, ook een gezinnetje, ietsje minder levendig maar genoeglijk. Well too do obviously, paps met zijn jeans en polo-tje, lekker casual, en zoon zo schattig blond, dat kon ie alleen van zijn moeder hebben, die, als ik ze achter een raam zou aantreffen, zondermeer op mijn klandizie zou mogen rekenen. De wijn die ik geschonken kreeg bij mijn schapenkaas was van Siciliaanse oorsprong en bevatte vier soorten druiven, zei het obertje. Vroeger schijnt het restaurant een ster te hebben gehad, maar die is intussen uitgedoofd. De pasta als hoofdgerecht is voorspelbaar. Maar ik zit daar lekker achter in het restaurant een wijntje te drinken en observantje te spelen. Zo maar vijf, zes vrouwen met wie ik werkelijk waar van alles zou willen doen. De homo’s zijn te oud – die moeten elkaar maar zien te vermaken. Net zoals ik op mijn hotelkamer straks mijzelf, dat is klip en klaar. Misschien wel met de paardenstaart op mijn netvlies. Ze spreekt accentloos Nederlands, ze zal wel niet van het eiland zijn. Ze schenkt me een Fairview nog wat dessertwijntje in en brengt me even daarna een parfait met een hoedje van chocolademousse, die, en niet alleen omwille van de woordspeling, inderdaad bijkans perfect is. Iedereen in het restaurant gedraagt zich beschaafd, ook ik, want ik houd mijn gedachten voor mezelf. For the time being.

donderdag 10 september 2009

Inglourious Basterds

Vijf sterren in vrijwel elke krant, maar ik was eerlijk gezegd niet zo onder de indruk. Men prijst het scenario. Ik begrijp best dat het niet al te geloofwaardig hoeft te zijn in deze wereld of make believe. Maar ik had die vijf hoofdstukjes ook wel uit mijn duim kunnen zuigen. Landa is inderdaad goed getroffen. Maar ik vraag me dan weer af om welke verhaaltechnische redenen hij die Fraulein von Hammersmark moest wurgen. Moest er iemand gewroken? Een moment later is Landa echter een en al opportunisme. Hij rolt zelf nog een bommetje onder de stoel van Hitler. En die geroemde gevatte dialogen waren ook dunner gezaaid dan de recensies deden vermoeden. Het ware hoogtepunt van de film is trouwens in geen enkele bespreking naar voren gekomen en daarom noem ik het maar: Goebbels die Julie Dreyfus van achteren berijdt. God, wat is dat een lekker wijf!

zondag 6 september 2009

Bist du taub oder was?

"Was wollen Sie trinken?"
“Ein roten Wein.”
“Ein Weissbier?”
“Nein, kein Weissbier. Ein roten Wein!”

donderdag 3 september 2009

Met stijve pik door Utrecht

Overal waar je kijkt in de stad, studentes, overal, studentes. Er lopen ook wel studenten tussen, maar de studentes hebben de overhand. Ik bedoel, dat is niet mijn selectieve blik. Een roodharig meisje loopt me tegemoet, een niet onaantrekkelijk meisje dat argeloos met de palm van haar hand langs haar neus wrijft, zo'n wipneusje met inkijk, en in een vloeiende beweging glijdt die hand via haar voorhoofd door heur haar. In de trein naar Utrecht zat een vrouw naast me met een studieboek op schoot. Zij was de studentenleeftijd al lang en breed gepasseerd, but then again, je bent nooit te oud om te leren. Ik schatte haar van dezelfde leeftijd als ik. Ze was mager en niet bijzonder mooi en toch kon ik niet ophouden met me voorstellen dat het niet haar pen was die ze vasthield maar mijn ontiegelijk stijve pik. Ook het opwindende verlangen haar gezicht te zien terwijl ze zou klaarkomen: de grimas van haar kleine dood. Zo ben ik toch vooral een wandelend geslachtsorgaan, op de koop toe een chronisch onbevredigd geslachtsorgaan; maar het ene is wellicht het gevolg van het andere.

dinsdag 1 september 2009

Ik ben een ezel die zichzelf een wortel voorhoudt

Zonder ambities, zonder doelen om na te streven, is het leven vrijwel onleefbaar: een gapende lege ruimte, een zich uitstrekkende woestenij, waar je doorheen moet, met als enige verlossing dat wat sommigen juist de meeste angst aanjaagt: de dood. Tenminste, dat geld voor mij, voor types zoals ik. Tenzij wij verlossing vinden in dat tweelingzusje van de dood, de liefde that is, moeten wij ons doelen stellen om ons te behoeden voor de wanhoop. Een van die doelen, een van die sluimerende aspiraties is columnist te worden. Een kolom in een krant; een vrijplaats, een plekje waar ik helemaal mezelf kan zijn of juist niet, waar ik doen en laten kan wat ik wil met als enige restrictie een maximum aantal woorden of tekens. En het hoeft niet zo heel moeilijk te zijn. Ja, zo plek vinden, dat wel, dat is problematisch; maar ik bedoel er invulling aan geven, dat is tamelijk eenvoudig. Het vergt enig taalgevoel –nog een te nemen hobbel wellicht – maar voor de rest is het een kwestie van absorberen en filteren. Wat je ziet, hoort, ruikt of op welke manier dan ook gewaarwordt, weergeven of erop reageren of reflecteren. De wereld door jouw ogen gezien, dat is het, dat is genoeg voor een column. Woorden geven aan je waarneming, bewust stilstaan bij wat je waarneemt en je erop concentreren, en er dan woorden aan geven. En plagen natuurlijk. Een spel spelen. Provoceren en verwarring stichten. Dingen zeggen als, “ja u hebt het maar zwaar te stellen met uw columnist van dienst.” En ondertussen een absolute cultfiguur worden. Zo een als die in Het Zwarte Boek van Orhan Pamuk. Zo een voor wiens columns de mensen alleen al de krant kopen. Om zijn stem te horen. Zijn verslavende stem. Het zou iets zijn. Gesteld dat het niet lukt met proza van langere adem. Maar eerst proberen we dat nog een poosje. Een mens als ik moet zichzelf doelen stellen; zonder ambities vaart niemand wel.

maandag 24 augustus 2009

Bach, de veelvraat

Vraag: welke cantate schreef Johan Sebastian Bach na het nuttigen van maar liefst 5 dikke pannekoeken met stroop?

Antwoord: Ich habe genug.

vrijdag 14 augustus 2009

Varia

Telkens nadat ik mangochutney gegeten heb, moet ik ontiegelijk harde scheten laten, de hele avond lang.

Ik heb een rietzangertje gezien, en kikkertjes die voor mijn voeten wegsprongen.

Het kost me weinig inbeeldingsvermogen om erg geil te worden van Margriet van der Linden.

zaterdag 8 augustus 2009

dialoog voor undercoveragenten en boefje in metro

-Maar dat mes neem ik in beslag.
-Okay dat is goed.
-Prettige avond nog.
-Ja jullie ook.

zondag 2 augustus 2009

Zondag 2 augustus

Vandaag, zondag 2 augustus, was de dag waarop mijn oude moeder zoals zo dikwijls op zondagmiddag op visite ging bij haar 86-jarige vriendin, die na verloop van ongeveer een half uur zei: “Zo, en dan gaak erst mar een potje schijte,” waarop mijn moeder reageerde met “Ge schet mar un end oan, mar ik goai noar huis.”

Vandaag, zondag 2 augustus, was het eveneens de dag waarop ik na het zwemmen onder de douche een niet verdoezelen joekel van een stijve kreeg van de lange slanke blondine in de roze bikini twee douchekoppen verderop in de rij.

Tenslotte was het vandaag, zondag 2 augustus, de dag waarop ik Doodverf van Adrie van der Heijden uitlas, en daarmee andermaal tot de slotsom kwam dat zijn proza te koket en zijn verwikkelingen te ongeloofwaardig zijn om bij mij in de smaak te vallen. En dat terwijl ik gedurende de jaren negentig zo gretig zijn boeken verslond. Wij noemen dit voortschrijdend inzicht.

zaterdag 1 augustus 2009

Torenvalk op bovenleiding

Op de bovenleiding langs het spoor een torenvalk. Ik loop op de weg parallel aan het spoor. Tussen de valk en mij de berm, een sloot en een smalle strook weiland. De valk blijft zitten waar hij zit, ook als ik ter hoogte van hem gekomen stilsta en zwaaiende bewegingen maak. Dan draait hij zijn kop en vliegt weg. Zag ik eerst alleen zijn silhouet, nu hij wegvliegt vangen zijn gestreepte staartveren en hazelnootbruine vleugels het zonlicht. Twintig meter verderop strijkt hij opnieuw neer op de bovenleiding. Ik loop weer naar hem toe en blijf tegenover hem stil staan kijken, nu zonder hem op te schrikken. Twee boerenzwaluwen vliegen rakelings langs hem heen, als om hem te tarten. Ze komen terug en herhalen hun kamikazeactie. Tot de torenvalk het beu is, en wegvliegt.

vrijdag 31 juli 2009

Chedigd

De ene dag
Is de andere niet.

Kijk, daar heb je Sint. En dat is
Zwarte Piet.

De schoorsteen staat scheef
Weer eens.

zaterdag 25 juli 2009

Fitis, ekster & twee ijsvogeltjes

Fitis, jij schichtig luchtacrobaatje, ik zie naar je uit als ik des zaterdags ochtends voor ik naar de bakker ga even langs je paaltje loop dat jij met je witte vuil gemarkeerd hebt. Ach, hoe je opvliegt zodra jij mij in het vizier krijgt en in vrijwel verticale vlucht richting boomkruin gaat, ik sla bijna om van bewondering.

Terwijl ik dit schrijf herinner ik me de ekster – de libel onder de vogels – van begin deze zomer, die ik zag komen aanvliegen, en hoe hij met een onnavolgbare wenteling plaatsnam op de lampenkap van de straatlantaarn waar ik precies op dat moment onderdoor fietste.

De ijsvogeltjes in Florence die kwikzilverachtig het water van de Arno doorboorden en met een visje in hun snavel weer opdoken en plaatsnamen op hun respectievelijke paaltjes.

zaterdag 18 juli 2009

Doe mij maar regen

De ochtend beviel mij. Regen, donkere luchten. Voordat ik naar de bakker ging onder mijn parapluutje langs de stadswallen gelopen en beurtelings naar de huizen gekeken en naar de rivier met de zwangere wolken erboven. Het genot dat ik daarbij ervoer was er een van louter aanschouwen. Driften en strevingen op off. Kijken en opgaan in het kijken – of zoals het bij Schopenhauer heet: het zuiver schouwen van het willoos subject.

Patrick Modiano

« Je n’ai rien à confesser ni à élucider et je n’éprouve aucun goût pour l’introspection et les examens de conscience. Au contraire, plus les choses demeuraient obscures et mystérieuses, plus je leur portais de l’intérêt. » schrijft Patrick Modiano op pagina 45 van Un pedigree, en goed beschouwd geldt dat met name voor zijn romans. Tonen, beschrijven; niet analyseren of interpreteren –of toch alleen bij hoge uitzondering. Wellicht lukt het hem juist daarom zo goed om steeds maar weer die dromerige sfeer te creëren en dat schimmenspel op te voeren waar ik zo vatbaar voor ben. Ook nu heb ik me een week lang verheugd op mijn lectuur en er dito van genoten, ofschoon Un pedigree in die zin uit de toon valt dat het geen roman is maar een autobiografische terugblik op zijn jeugd en zijn verhouding tot –en ook wel afrekening met – zijn ouders. Hier worden wel degelijk oordelen geveld en zijn ouders, een vader die hem steeds maar in een pensionaat wil stoppen en een koude hooghartige moeder die er niet voor terugdeinst om hem geld af te troggelen, komen er bepaald bekaaid van af. Wat Un pedigree zo interessant maakt is dat er allerlei figuren en voorvallen de revue passeren die in al dan niet licht gewijzigde vorm terugkomen in zijn romans, soms zelfs onder dezelfde naam. Gay Orloff bijvoorbeeld, de mooie jonge Russin. En ook haar zelfmoord. De DS 19. De appartementen waar kantoor gehouden wordt en waar zaken worden gedaan die onopgehelderd blijven. Un pedigree is een kijkje in de keuken van de schrijver. Behalve het procedé waarmee ik dit stukje begon, krijg je in Un pedigree dus ook de ingrediënten voorgeschoteld van Modiano’s romankunst.

Soms verbaas ik me erover dat zijn procedé zo effectief is. Ik lees een roman van hem en probeer uit te maken waarom zijn werk fascineert in plaats van verveelt. Ik bedoel, het komt voor dat iemand, zeg een jonge vrouw over straat loopt en dan naar een bevriende man gaat om te kijken hoe het met hem is en dat schrijft Modiano dan op, hij laat haar de trap oplopen en het appartement binnengaan – en de volgende alinea heeft ze alweer afscheid genomen en loopt ze op het trottoir. Niets van het bezoek wordt aan je medegedeeld. Geen stukje gesprek, geen inkijkje in het appartement van de man; niets. En toch boeit het. Ik weet ook niet hoe hij het doet. Maar hij doet het. Ik ben verslaafd aan het werk van Patrick Modiano.

zaterdag 4 juli 2009

Sexy hoor, zo'n scheve mond

Een mens moet wat, bijvoorbeeld naar de bioscoop. La Fille du RER in de matinee. Mooie film nochtans en een bijzonder fraai jufke dat de hoofdrol speelt - even spieken - Emilie Dequenne. Ik zit naar haar te kijken, ik zit me aan haar te verlustigen, en ik denk aan wie doet zij mij toch denken? Die grote bos haar, die gerust een chevelure genoemd mag worden, maar vooral ook die mond, en dan vooral als ze lacht… Die scheef trekt als ze lacht… Heel charmant, maar niet uniek. Welke vrouw had nog meer zo’n volle haardos en zo’n charmante scheve mond? Ik denk en ik peins en ik pijnig mijn hoofd, vruchteloos, het wil me niet te binnen schieten… Of toch - Yvonne van Gennip! Niet de allermooiste vrouw natuurlijk, laat staan de charmantste – eerlijk gezegd vond ik haar altijd nogal een doos, zo’n feminiene equivalent van de ideale schoonzoon, zeg een vrouwelijke Dirk Kuyt als je me volgen kunt – en evenmin uitgerust met zware krullenpracht. Maar ze had wel zo’n mond. En ze had ook –en misschien heeft ze die nog, wie weet- lekkere breje heupen en stevige bovenbenen, en met haar gespierde billen een paar lekkere stootkussens waartegen ik eens even lekker tot stilstand zou willen komen: ik bedoel, daar niet van. Maar de gelijkenis was niet bevredigend en ik broedde voort in het donker van de bioscoop totdat het me te binnen schoot: die zielige eenzame muts die verliefd wordt op Robert DeNiro in Heat, verdomd, die had ook zo’n chevelure en ook zo’n heerlijke scheve mond met van die zachte volle lippen gemaakt om een man oraal plezier te verschaffen… Maar het was een mooie film of had ik dat al gezegd?

Na afloop van de film mijn blik omstandig gelaafd aan het fraai geëtaleerde vrouwenvlees op de Oudegracht. De good old deinende kontjes en schuddende tietjes en blote benen en al. “Ik durf het bijna niet te vragen, mevrouw, maar zou ik even, al is het maar heel even… Nee, ik durf het toch echt niet te vragen.” Onderweg bij de Platenboef Udu Wudu (met trema’s) van Magma gekocht en Aqualung van Jethro Tull. “Sitting on a park bench – Eyeing little girls with bad intent.” Bij Broerse L’Oeuvre au noir van Marguerite Yourcenar, Tegen Sainte Beuve van Marcel Proust en, voor op de wc, Doodverf van Adrie van der Heijden.

zaterdag 27 juni 2009

Is there a heaven?

Ja beste mensen ik ben natuurlijk een grote grappenmaker en ook in Zuid Frankrijk heb ik mij van mijn lolligste kant laten zien, getuige ook het hier volgende situatieschetsje:

-Bonsoir!
-Bonsoir monsieur.
-Avez-vous une table pour moi?
-Oui, bien sûr. Vous êtes tout seul?
-Oui, avec mes amies.

Wie avek mezamie …Is het niet om je te bescheuren?

Anyway, ander ding dat ik me afvraag is waar en wanneer de notie van een leven in een hiernamaals eigenlijk gestalte kreeg en in hoeverre die notie is terug te voeren op de bijbel? Vindplaatsen graag.

Tot slot een masturbatietip. Doe het langzaam. Niet harder en sneller gaan trekken naarmate het genot aanzwelt, maar hetzelfde tempo blijven hanteren. Ook niet je hele hand om je pik – alleen duim en wijsvinger. En met die ring van duim en ringvinger langzaam op en over je eikelrand gaan terwijl je naar een geil plaatje kijkt. Geen bewegende beelden, dat leidt af. Een paginagrote foto van een jongedame met haar benen open, vagina nat, en onder haar vagina tussen haar billen, haar anus, of slechts de suggestie van haar anus. Remember, niet harder gaan trekken als je bijna klaarkomt; hetzelfde tempo blijven hanteren tot aan het eind. Het orgasme zal je overweldigen en je zult het voelen tot in je tepels.

zaterdag 20 juni 2009

Antichrist

Wat een nare en toch ook mooie film van Lars von Trier. Iets meer porno en iets minder geweld had voor mij wel gemogen though. Nee, dan dat dienstertje hier dat over het terras van Il Ristorante paradeert. Benen iets te kort en iets te dik voor het mooie, maar wel lekker strak en diepgebruind. Juffie zou zo in spreidstand op mijn neusje mogen neerdalen, haar kanten onderrokje opgeschort, of op mijn grote neus waarmee ik niet ruiken kan maar wel spuiten. Maar dan liever geen bloed getverdemme zoals daarnet opwelde uit dat pikkie van William Dafoe zijn stand in. Bovendien liever mijn gebruinde dikke dienstertje dan die broodmagere dochter van Gainsbourg - ofschoon het daarop ook best lukken zou, mits geen schaar of enig ander scherp gereedschap binnen haar handbereik – met haar dunne benen en platte billen. Ze vertoont wel enige gelijkenis met Patti Smith in haar jonge jaren. Charlotte Gainsbourg, niet het dienstertje. Het dienstertje heeft de features van een Romeinse en duwt een pizza magherita onder mijn neus. “Bon appetit, monsieur.”

In de TGV

Zit in TGV naar Mompel J. Daarnet, station Paris Charles de Gaulle, stapte een erg magere man op, eind vijftig, zuchtend onder de last van zijn bagage. Niet vertrouwd, vermoed ik, met het gegeven van gereserveerde plaatsen in de TGV loopt hij door de volle coupé, mopperend: Pas de place pour moi. Vijf minuten later hoor ik hem opnieuw. Linksachter mij zit een mevrouw van middelbare leeftijd met twee kuttenlikkertjes. “Deux chiens!” verzucht de man, “et pas de place pour moi! » Hij maakt aanstalten om te gaan zitten. De dame met de hondjes zegt dat dat niet gaat. De man druipt af en wordt bij de bagagerekken opgevangen door een conducteur die hem zijn treinkaartje vraagt en ‘m vervolgens naar zijn plaats begeleidt.

zaterdag 13 juni 2009

Crisisteevee

Van Zon op Zaterdag. Moest er enorm van schijten. Wat een gezapige en zelfgenoegzame Vara-inteelt-ongein. Erik van Muiswinkel met een fout pak aan en zijn kop in de Janmaatstand en hup daar gaan we. Grappen maken maar jongens, ze kunnen niet flauw genoeg zijn. Nota bene Pierre Bokma die met een mal kunstgebit in als graaiende bankdirecteur de borrelnootjes van de tafel grist en in zijn binnenzakken laat verdwijnen. How low can you go? Dat hij zich voor zoiets leent… Een snabbeltje voor een inbouwkeuken zeker. Een parodietje op kookteevee, nog wat bloedeloze satire, reportagetje, efkes een liedje met een ingehuurde rapper en al die grappige Vara-jongens en –meisjes hebben weer de revue gepasseerd. Even flauw en voorspelbaar als met Henk Spijkerman indertijd. En met recht crisisteevee.

donderdag 11 juni 2009

Zwaar leven

Niet voor het eerst zie ik hem lopen op het parkeerterrein van de bouwmarkt. De man heeft haar tot op zijn schouders en is van boven kalend. Baard van een dag of drie, afhangende broek, slippers aan de voeten. Vrijgezel, definitely. Geen echtgenote en ook geen moeder meer om hem naar de kapper te sturen. Hij loopt tegen de zestig en de hoop op erotische successen heeft hij allang laten varen. Hij loopt niet, hij sloft naar zijn oude Peugeot stationwagon. Hij opent de achterklep en zet de verfpotten in de laadruimte. Zijn bewegingen zijn traag en ongeïnspireerd. Depressie en medicamenten.

woensdag 3 juni 2009

Vogels zijn leuk om naar te kijken

Op het terras in de tuin dronken we koffie. Veel huiszwaluwen in de lucht, gierzwaluwen ook, die eigenlijk geen zwaluwen zijn. Ik wees de buurman en mijn moeder op het verschil. “Die grote zijn gierzwaluwen. Kijk maar goed, dan zie je het verschil. Ze zijn sikkelvormig en helemaal donker van kleur. Ze slapen in de lucht.”

Dat was eergisteren. Op diezelfde ochtend zag ik hoe een mus in de vlucht een vliegje verschalkte.

Gisteren zag ik een jonge kauw op de stoep. Volwassen kauwen hielden mij op gepaste afstand met gekraste waarschuwingen.

Vandaag toen ik van mijn werk terugreed naar huis, moest ik op de rem voor de overstekende kuikentjes van een fazant. Eentje schrok zo van mij dat die prompt een niet onverdienstelijke eerste vliegpoging ondernam.

vrijdag 29 mei 2009

Overpeinzing

Gistermorgen op kantoor luisterend naar radio4 hoorde ik een vioolconcert van Mendelsohn aangekondigd worden, schreef ie toen ie 13 was, Mendelsohn, zei de presentator. Ik dacht daar een ogenblik over na en kwam tot de volgende conclusie die ik met mijn collega deelde en die door mijn collega, ofschoon geen groot liefhebber van de kunsten, beaamd werd, namelijk dat alleen in de muziek het genie zich al in de kindertijd openbaart, hoor Mendelsohn, maar ook Mozart en zo zondermeer nog talrijke voorbeelden. In geen andere kunstdiscipline zie je dat terug. Je kunt zeggen Rimbaud was er vroeg bij met zijn Bateau ivre, maar die gozer was nochtans reeds adolescent, met zaad in zijn kloten, geen kind meer.

donderdag 21 mei 2009

Ceci n'est pas un bobinard

Witte chocolade en meringue, de nieuwe smaken, het is waarlijk genieten geblazen. En ondertussen kijken naar het huizenblok op de hoek van de Stationstraat en de Bergstraat. Gunus Doner kebab staat leeg. Het middelste pand heeft een woonbestemming. En in het pand op de hoek van de straat zit het trefpunt voor vrijwilligers. Vroeger trof je daar Maison Gonnie. Lang voor een bordeel gehouden. Toen ik een keer een kijkje van nabij nam bleek het een hoedenwinkel te zijn. Ook een verklaring voor die met blauwe glasverf geblindeerde ramen met daarin het gestileerde sexy hoofd van een dame met een kek hoedje op. Later, vanaf de Grebbedijk, zicht op twee zonnebadende schildpadden.

zaterdag 9 mei 2009

De stad van achteren

Fascinatie voor slordige stukjes binnenstad. Voor achterkanten van gebouwen met op de muren littekens van verdwenen gebouwen, gebouwen die gesloopt zijn en waarvoor in de plaats gekomen braakliggende terreintjes met gras en opschietend onkruid. Steegjes die tussen muren en afzettingen door kronkelen en niet zelden doodlopen. Overviews zijn waardevol. De rommeligheid vanaf een hoog punt overzien. Maar ook de daken op verschillende hoogteniveaus. Vooral de platte daken met lood bedekt, een goot en een regenpijp voor de waterafvoer. Alles grijs en grauw. Een steeg die uitmondt op een garage. Een teil met uitgebloeide paardenbloemen tegen de muur. Mannen die aan een motor sleutelen, en het beeld verstoren. Liefst geen levende zielen. Donkere luchten met een dreiging van regen daarentegen maken het plaatje compleet.

zondag 3 mei 2009

De ochtendstond heeft goud in de kont

Wat een ochtendwandelingetje oplevert:

Een torenvalk die door twee kraaien wordt verjaagd. Een kraai die door een kievit wordt verjaagd.

De meidoorn aan het smalle fietspad langs het water in volle bloei.

In de bebouwde kom een kat die de straat oversteekt en de schrille roep van een groenling die zich in het lover van een esdoorn schuilhoudt.

Een paar spatten regen.

zaterdag 2 mei 2009

graafmachine

Midden in het inundatiekanaal, op een soort van ponton, een grafmachine. Aangekoekte aarde en modderspatten verraden dat het geen moderne kunst betreft.

Voor de rest valt er weinig over te zeggen.

dinsdag 28 april 2009

Griep

Als je grieperig bent, ga je niet naar je werk. Je zit in de stoel en kijkt naar programma’s op teevee die je anders nooit ziet of naar een herhaling programma’s die je anders op een later tijdstip ziet, maar nu gemist hebt, de avond ervoor, omdat je grieperig was en vroeg naar bed ging. Je zit in je stoel en kijkt naar de teevee, maar ook over de rand van de teevee door het raam naar buiten waar het zachtjes regent. Een koolmees strijkt neer op de waslijn; druppels spatten van de waslijn. In de grote dennenboom, eertijds een bescheiden indoors kerstboompje, strijkt een huismus neer op een andere huismus, en herhaalt die handeling daarna nog vier maal, monter maar tamelijk unverfroren. Stomen is het devies en paracetamol slikken en als dat niet helpt tegen de hoofdpijn, ibuprofen. Geruststellend is dat het vetbultje vlak onder huid op mijn buik geen kwaad kan. “Wil je het laten weghalen? Ik zou het niet doen.” De stroom was uitgevallen bij de huisarts. En de dame van Selektvracht verzuimde in haar achteruitspiegel te kijken toen ze achteruit reed, en botste bijna tegen mij op. Straks spaghetti koken, dat glijdt vast soepeltjes door mijn schrale strot.

zondag 26 april 2009

Billboard

Ik zeg doen.
Ik zeg hoer.

zaterdag 25 april 2009

Gulden regel

Als de leefregel Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet door iedereen in acht zou worden genomen, hoeft dat noodzakelijkerwijs nog niet tot een vredige en geweldloze samenleving te leiden. Stel iemand vindt het plezierig om, bijvoorbeeld op grond van een seksuele voorkeur, vernederd, uitgescholden en geslagen te worden. Zo iemand zou met een gerust hart anderen kunnen vernederen, uitschelden en slaan, zonder dat hij daarmee die zogenaamde gulden regel overtreedt. Beter is het dus om die regel te herformuleren en wel als volgt: Wat een ander niet wil dat hem geschiedt, joh, doe dat hem dan ook niet.

Parijs

Ik ben in Parijs. Met mijn moeder en tegelijkertijd zonder mijn moeder maar met mijn ex-vriendin en haar familie en tegelijkertijd alleen, zonder dat er iemand bij me is. Ik loop over een boulevard, even later zit ik aan een tafeltje in een restaurant. Achter mij zitten twee mannen en terwijl ik alleen aan een tafeltje zit, ben ik ook een van de mannen aan het tafeltje achter mij. De man die ik niet ben, heeft een blij en uitgelaten gemoed en een hoge, schrille stem. Verderop aan een tafeltje zitten twee oude Engelse dametjes. De man met de schrille stem roept op zeer luide toon ik ken jullie van vroeger toen ik nog klein was, maar de oude Engelse dametjes zeggen dat hij zich vergist. In het restaurant een geroezemoes van verontwaardiging over het gebrek aan manieren van de man met de schrille stem bij wie ik aan tafel zit. Maar ik zit dus eveneens aan een ander tafeltje, alleen; en bij de ik die alleen aan een tafeltje zit, is het perspectief.

Discontinuïteit. Ik zit aan tafel tegenover een man die zijn wijsvinger in mijn glas water steekt en zegt nu drink je het zeker niet meer op. Ik roer het glas water inderdaad niet meer aan.

vrijdag 24 april 2009

Je suis pas fou, je suis un poète!

Kun je het leven niet meer aan,
Vlieg dan even naar de maan:

Yogho Yogho!

zondag 19 april 2009

Mensen op de foto worden jonger naarmate tijd verstrijkt

Laatst herlas ik na bijna twintig jaar een roman van Paul Auster en wat met daarbij opviel, behalve dat ik het boek veel minder goed vond dan destijds, was dat Paul Auster op de achterflap een jongeman was geworden, een broekie van nog geen dertig zo gezegd, terwijl, toen ik als tweeëntwintigjarige de roman voor de eerste keer las, toen was hij voor mij een volwassen vent van bijna dertig, begrijpt u wel. Zo heb ik ook mijn vader een jongeman zien worden. Omdat mijn vader stierf toen ik nog heel klein was, ken ik zijn gezicht vooral van foto’s. Of, laat ik het anders zeggen, het zijn de foto’s die de herinnering aan zijn gezicht levendig houden. Een trouwfoto van mijn vader en moeder hangt bij de lichtschakelaar in de woonkamer; ik zie die foto vrijwel elke avond als ik voor het slapen gaan het licht uitdoe. Het huwelijkspaar staat aan de voet van een gedraaide trap en mijn vader draagt een jacquet en heeft een cilinderhoed in zijn hand. Ik heb tot voor kort altijd gevonden dat mijn vader er op die foto als een gearriveerde volwassene uitzag. Maar nu ik hem, zoals hij daar op die foto is vastgelegd, in leeftijd heb ingehaald, is die jarenlang onwrikbare indruk ongedaan gemaakt. Mijn vader is voor mij een jongeman te worden.

maandag 13 april 2009

Filmscène

Een sombere, eenzelvige man, groot en vervaarlijk, loopt weggedoken in zijn kraag en verdiept in zijn gedachten door een donkere stad. Hij steekt zonder op- of omkijken een zebrapad over en wordt daarbij bijna omvergereden door een auto die nog net op tijd tot stilstand komt. De kentekenplaat van de auto op ongeveer tien centimeter van de schenen van onze duistere filmheld. Hij zet zijn handen met gespreide vingers op de motorkap van de auto, waarbij van links naar rechts -op elke vinger, duimen uitgezonderd, een teken- F U C K Y O U ! te lezen is, en kijkt, alsof hij plotseling - en erg tegen zijn zin – ontwaakt in een wereld die hem vreemd en vijandig is, dreigend op naar de bestuurder achter de voorruit, die het van angst bijna in zijn broek doet. Onze held doet het niet in zijn broek, dat is wel duidelijk. Want wat zien wij gebeuren als de camera op zijn middel inzoomt? Hij gespt zijn broek los, stroopt hem onderbroek incluis naar beneden, keert zich om en draait een bolus van jewelste bovenop de motorkap. Close up van grote dikke dampende bolus van poepenstront. Dan hijst onze held zijn jeans op en vervolgt zijn weg, alsof ie zojuist een kwade droom van zich heeft afgeschud en het leven daarmee een stuk lichter is geworden.

zondag 12 april 2009

Nordic skeeleren

Ik loop door een park en even verderop zie ik twee vrouwen op een bankje een sigaret roken. Vier honden om hen heen, van die beesten met lange lijven en korte pootjes. Omdat de honden op zich geen bedreiging lijken te vormen, richt ik mijn blik op de vrouwen en overweeg of ik met ze zou willen neuken. Ze zijn van middelbare leeftijd en een is een beetje vierkant van bouw, loopt al tegen de vijftig vermoedelijk – die valt af. De andere is jonger, heeft lang haar en vrouwelijker vormen, wel wat erg volks. Naast de seksuele overweging een sociale: zal ik groeten? Maar als ik ter hoogte van het bankje ben, ben ik degene die begroet wordt, door een van de honden, en nogal agressief. “Hij doet niets hoor, meneer. Hij is gewoon wat baldadig vandaag,” zegt de meest vrouwelijk gevormde van de twee, die overigens scheel blijkt te zijn. De hond druipt af en ik ben alweer het bankje met de rokende vrouwen voorbij. Misschien moet ik 'r wel eerst in bad doen, en die nicotinemeur, vind ik dat geil of juist afstotelijk? En hoe zou ik haar nemen, in kut of kont? Zou ik er erg van walgen, eenmaal mijn zaad geloosd, of zou het meevallen? En die schele ogen, een afknapper of juist een afrodisiacum? Opnieuw word ik in mijn overwegingen gestoord door gekef en geblaf. Ik kijk om en zie een Aziatische man die door alle vier de honden tegelijk belaagd wordt nu. Hij maakt danspasjes. De vrouwen maken excuses maar blijven ondertussen rustig op het bankje zitten. Mij komt tegemoet –en ik maak ruim baan voor- een jongedame die aan Nordic skeeleren doet.