zaterdag 28 mei 2011

Parkzicht

Naarmate je ouder wordt, lijkt de stad waar je loopt te krimpen. Sowieso: als kind moest je twee stappen zetten tegen nu een, maar ik heb het niet uitsluitend over de oppervlakte. De plekken worden vertrouwder en verliezen iets van hun oorspronkelijke betovering. Dat daar een nieuwe, zeg een soort van afstandelijke betovering voor in de plaats komen kan, ervoer ik hedenochtend toen ik langs het leegstaande pand van Juffrouw Tok wandelde. Een binnenbrand heeft het een maand of twee geleden onbruikbaar gemaakt. Maar ook aan de buitenkant is het gebouw door de brand en het blussen van de brandweer aangetast. Plamuur is afgebladderd en het is alsof zo op het gebouw het verleden is komen bloot te liggen. De hemeltergende banaliteit van een kipkluifrestaurant is van het gebouw afgeschraapt en in zijn aandoenlijke naaktheid hint het weer naar die tijd dat er een heus restaurant met Franse keuken in het pand huisde, gezien het uitzicht op het park heel toepasselijk Parkzicht genaamd. Het is zeer wel mogelijk dat Parkzicht indertijd een middelmatig restaurant was, voor een restaurant met exquise gerechten ontbreekt in een kleine arbeideristische provinciestad namelijk ten enenmale het publiek, maar dat is kennis waarover ik als kind niet beschikte. Ik zal er een of twee keer met mijn ouders of met alleen mijn moeder gegeten hebben, voordat het van eigenaar veranderde en het uitgebaat werd door een Italiaanse pizzabakker, en veel weet ik daar niet meer van, maar het is zo verleidelijk om je chique afstandelijke obers voor te stellen en live pianomuziek op de achtergrond. Zoals zo vaak lukt het mij niet precies te zeggen wat ik zeggen wil.

Faits divers

Een overenthousiaste en praatgrage ober in het restaurant waar ik vanavond met mijn moeder at, maakte bij zijn opsomming van de verse visvoorraad consequent de tamelijk komische fout om te zeggen dat de tarbot “geheel werd opgediend” in plaats van “in zijn geheel”.

Gestuit op een Franse uitdrukking die deksels grappig klinkt in de oren van een Ollander: être flapi. Ik ben bekaf. Ofte wel: Je suis flapi.

Toen ik afgelopen donderdag op het eind van de werkdag naar de nieuwsberichten luisterde en hoorde van de EHEC-bacterie en de door de bacterie veroorzaakte diarree, schoot mij vrij spontaan de volgende aanzet tot een burlesk scatologisch liedje te binnen:

Je moet nodig schijten.
Je rent naar de plee.
Je bent al te laat.
Het zit je niet mee:
Je hebt… diarree (2x)

zondag 22 mei 2011

Met de bus naar Parijs (en met de trein terug)

Mijn moeder met een buslading vol plattelandsvrouwen uit haar geboortedorp naar Parijs. Als ze daar een fabriek bezichtigen, menen ze daar “achter een machine” een bekende te zien. “Is da nie Gert Jan van Hèmert?” De dames lopen naar hem toe maar hij negeert ze straal. Dan gaat mijn moeder; mijn moeder herkent ie; ze maken een praatje. Als mijn even later op zoek gaat naar de plattelandsvrouwen, blijkt dat die al vertrokken zijn. Gert Jan moet uitkomst bieden. Hij brengt haar naar de plek waar de bussen vertrekken. Maar de bus met plattelandsvrouwen is al vertrokken zonder op mijn moeder te wachten. “Geen paniek,” zegt Gert Jan, “ik breng je naar het station.” Gert Jan zorgt dat mijn moeder op de juiste trein stapt. “Denk eraan, overstappen in Rotterdam.” Eindstation bereikt belt ze mij of ik haar ophalen wil.

zaterdag 14 mei 2011

Stukjes schrijven

Het voornemen om dan toch maar minstens een keer per week een stukje te schrijven. Als het met verhalen of dingen van (nog) langere adem niet lukt, wegens tijdgebrek, wegens talentgebrek, wegens wat dan ook, dan tenminste een stukje. Om een vorm te vinden, om me tot schrijven te dwingen. Een keer per week. Of een keer per twee weken. Een keer per maand. En waarover in Godsnaam? Over de muur waar ik naar staar als ik nadat ik koffie gedronken heb bij Hotel de Wereld een sigaretje rook en over dit stukje mijmer? Als ik niets weet om over te schrijven of gewoon de overtuiging mis – want dat is het natuurlijk, er is immers altijd wel iets om over te schrijven – vlucht ik algauw in leesgedrag. Goeie literatuur lezen is nuttiger dan zelf zinloos en op niks af dingen op te schrijven. Lezen is nooit verloren tijd. Lezen is zelfontplooiing. Maar dan opnieuw: waarom zou een mens zich in Godsnaam willen ontplooien? Dan weet je dingen en heb je smaak: wat dan nog? Als het je bedoeling is gelukkig te worden in dit leven, zul je met zelfontplooiing niet ver komen. Zelfontplooiing is ijdelheid, is egoïsme, net als schrijven dat is of n’importe wat voor persoonlijke doelen nastreven. Zoals toegeven aan een verslaving aan seks of roesmiddelen instant behoeftebevrediging is, symptoombestrijding tegen de steeds maar weer drukkende last van het Zijn, zo is studie en zelfontplooiing uitgestelde behoeftebevrediging onder het mom van zingeving, behoeftebevrediging of behoefteomzeiling op de lange termijn. Afgelopen donderdagavond vergat een Turkse mevrouw in een scootmobiel haar boodschappen mee te nemen aan de kassa van AH. Ik liep haar na en overhandigde haar de vergeten kukident en broccoli. Zij bedankte mij heel vriendelijk.

Het zal wel

In de Groene Amsterdammer schrijft Manon Uphoff een hartstochtelijk maar nogal verward en weinig overtuigend pleidooi voor Badal, de roman van Anil Ramdas.

donderdag 5 mei 2011

NEDS

Eindelijk, eindelijk! Vanmiddag voor het eerst in mijn leven helemaal alleen in een bioscoopzaal gezeten, zelfs anderhalve man en een paardenkop waren thuisgebleven. Of ik nog een inleiding bliefde, nou nee, doe het licht maar uit en zet de tijdmachine maar aan, terug naar de jaren zeventig in Glasgow. Tijdens het begin van de film ben ik sceptisch. Sociaal determinisme, denk ik, ga ik daar wel wat aan vinden? Nou ja, ik verveel me niet met de film, dat is al iets. Ik betrap me op de gedachte dat ik de casting van de meisjes goed vind: zo ze al op enige schoonheid te betrappen zijn, dan danken ze die aan hun jeugd, maar ze zijn toch voornamelijk arbeideristisch lelijk, die vriendin van John heeft dan ook nog zo’n vieze grote dikke moedervlek op haar dij, vies en stiekem toch een beetje geil. Geestig aan de film is dat ie, hoewel een typisch toonbeeld van sociaal realisme dat de Britse filmindustrie zo hoog in het vaandel schijnt te hebben (ik doe ook maar net of ik er verstand van heb), van onwaarschijnlijkheden aan elkaar hangt. Marcus est in horto – en niemand in de klas behalve John die weet waar Marcus uithangt. Dat waren lui die voor het derde jaar Latijn hadden. Ik heb nooit Latijn gehad op school, maar mooi dat ik “In de tuin! In de tuin!” zat te roepen. Dat kon ik doen, ik zat toch alleen in de zaal. Jezus die van het kruis komt voor een robbertje stoeien, dat vind ik best geloofwaardig, wetende dat John iets de diep in de lijmzak gekeken heeft; maar dat hij nadat door vier man genadeloos in elkaar geslagen is, met knuppels op zijn hoofd gemept en al, een poosje later gewoon weer zonder een schrammetje tussen de onbenullen in de schoolbanken plaatsnemen kan, dat vind ik dan weer wel opmerkelijk. Leuk was wel weer dat er op de muur achter zijn naam Wanker gekalkt was en dat je hem in een volgende scene tussen de pornoblaadjes in slaap zag vallen. Film had wat korter gekund wat mij betreft, en het schortte echt aan een paar blote tieten.

maandag 2 mei 2011

Onzekerheid daalde over haar neer

Een uurtje voor de film begint, drink ik een cappuccino bij Keek terwijl ik de boekenbijlage van de Volkskrant lees. Op de voorpagina het kittige koppie van Iris Koppe. “Ik creëerde mijn eigen populist” is de quote. Paginagroot interview met het meisje in het binnenste van de bijlage. Ze heeft niet alleen een kittig koppie, ze heeft ook fijne benen: maar liefst twee foto’s van de jonge schrijfster die met sexy gebogen knie in het venster van vermoedelijk haar woonstee poseert. Ze heeft een boek geschreven over politiek populisme. De politieke populist in kwestie heeft zijn pijlen evenwel niet gericht op de moslims of de buitenlanders, maar op de digitalisering. Is dat absurdisme of kiezen voor de veilige weg? Hoe dan ook, het lijkt me voor een lezer een hele klus om betrokken te blijven bij een verhaal van een roman lang over een populist die ipod’s en mobieltjes in een blender doet. Er staat ook een citaatje uit de roman in het interview: “Onzekerheid daalde over haar neer nu ze zo duidelijk zag dat haar ouders niet meer in de toekomst geloofden.” Als ik zo’n zin lees, heb ik meteen gegeten en gedronken. En ook nadat ik het interview uitgelezen heb, overheerst de indruk dat ik met saai juffie van doen heb die hoogstwaarschijnlijk een draak van een roman geschreven heeft. Maar ik zal het wel mis hebben. Ze zal heus niet alleen dank zij haar mooie benen paginagroot in de Volkskrant staan.