zondag 25 december 2011

Tussen hond en wolf

Ik houd erg van het uur tussen hond en wolf en met mij Patrick Modiano, lees: “Le soleil avait disparu et le ciel était encore bleu. Avant que les lampadaires ne s’allument, je profiterais de cet instant, celui de la journée que je préfère. Plus tout à fait le jour. Pas encore la nuit. Un sentiment de trêve et de calme vous envahit et c’est le moment de prêter l’oreille à des échos qui viennent de loin. » Of, in mijn elegante vertaling :"De zon was verdwenen en de hemel nog blauw. Zolang het licht van de lantaarns uit blijft, profiteer ik van dit ogenblik, mijn favoriete moment van de dag. Niet helemaal dag meer. Nog net geen avond precies. Een gevoel van rust en kalmte komt over je en het moment is daar om je oor te lenen aan de echo’s uit een ver verleden." Vertalen is interpreteren/ hertalen/ verknoeien. Lees nooit een Modiano in vertaling, lees de schrijver zelf. (En lees zeker geen vertaling van Bernlef!)

Erg bijzondere opa

Volgens Marja Pruis in de Groene Amsterdammer is Martijn Simons een jong schrijftalent met een grootvader die een vrouw was toen hij/zij nog leefde, want op de vraag “Wie zou je ooit eens willen ontmoeten?” laat ze de jonge schrijver antwoorden: “Mijn grootvader die ik nooit gekend heb. Ik ken mijn oma best wel goed. Zij is een heel bijzondere vrouw, dan moet hij dat ook wel zijn geweest.” Als iemand die zo schrijft al genomineerd wordt voor de AKO Literatuurprijs, is er voor Martijn Simons wellicht inderdaad een grote toekomst weggelegd…

zondag 18 december 2011

Dikke onzin

Tijdens het schijten vanochtend het vraaggesprek met Leo Blokhuis in het Volkskrant Magazine gelezen. Boeiend! Zo ben ik te weten gekomen dat je Blokhuis wakker mag maken voor een verre reis “maar ook voor een warme maaltijd” en dat hij als “de sodemieter” zijn computer in veiligheid brengt als zijn huis in de brand staat want “daar staan veel gedigitaliseerde foto’s van vroeger op.” De beste beslissing die hij ooit genomen heeft is naar een concert van Prince te gaan ergens in de jaren negentig. Hij had van tevoren zo zijn godsdienstige bedenkingen bij de provocatieve artiest, maar de “man was fenomenaal” en Leo besefte toen dat ook Prince “past in al het goeds en moois dat God heeft geschapen.” Ja schepper de schep doet god en als het mooi is wat ie schept, mag daar best van genoten worden. Je hebt van die mensen die nooit aan een goed doel geven, behalve wanneer iemand in de familie aan een erge ziekte overlijdt, dan maken ze per jaar een tientje over aan de hartstichting of het KWF. Het is in die geest dat Leo Blokhuis af en toe veganistisch eet. Heel lang heeft hij dat “dikke onzin” gevonden. “Maar nu doet een van mijn kinderen het, dus ja, dan moet ik af en toe ook. En dan blijkt opeens dat je ook als veganist heel fatsoenlijk kunt eten.” Zulke teksten zijn bevorderlijk voor de afgang, een fijne bijkomstigheid, maar tijdens het lezen ervan kan ik niet helpen me af te vragen wat nu precies “dikke onzin” is, dik in de dertig zijn en dan tijdens een mal popconcert cognitieve dissonantie ervaren te wijten aan een armzalig geïndoctrineerd godsbegripje of het streven naar een betere wereld door met een verandering van je eetgedrag pijn en leed proberen uit te bannen? Zoals zo vaak is de vraag stellen hem beantwoorden.

zaterdag 10 december 2011

Rijmplezier

Er staat een rij voor de kassa van het zwembad. Voor me een moeder met twee kleine meiden van een jaar of vijf. Het ene meisje draagt een zilverkleurige kerstversiering in het haar, het andere meisje heeft zo te horen net het rijmen ontdekt. Met pretoogjes, met steeds luider stem ook: “Huis… Thuis! Vlieg… Tieg!” Ze giechelt erom en het meisje met de kerstversiering in het haar giechelt met haar mee. Authorities however keep the pavements clean. Ik geef toe het is een ietwat abrupte overgang van het meisje met de rijmtic naar de claustrofobische (of claustrofilische!) poëzie van Weldon Kees, maar hee man, dat was wat er in me opkwam. Slave screams, but he’s glad to be chained to that wall. Het is een grimmige wereld.

zondag 4 december 2011

R.I.P. Socrates

Als ik me een voorstelling van de grote Griekse filosoof Socrates maak, zie ik steevast een lange magere man voor me met donkere krullen en een kort donker baardje. Net vijftien was ik toen ik tijdens het WK in Spanje in de ban raakte van het majestueuze sambavoetbal van de Brazilianen. De aanvoerder van dat team heette Socrates, een lange, technisch heel bekwame voetballer, intelligent en met veel spelinzicht. Om mijn idool te zijn was Socrates wellicht iets te bonenstakerig –Zico, dat was mijn idool- maar hij had iets van een mentor, een man naar wie je opzag. Hij was niet alleen voetballer, hij was dokter bovendien, en binnen en buiten het veld een man van beschaving: een man gevormd naar zijn naam kortom – en net als de grote filosoof uit de Griekse oudheid drinkend aan zijn eind gekomen, dat is, in zekere zin… Rust zacht, Goddelijke Kanarie, rust zacht.

zaterdag 3 december 2011

Over poëzie schrijven, zo doe je dat

De poëzierecensies van Piet Gerbrandy in de Groene Amsterdammer lees ik met graagte. Ze voltrekken zich dikwijls volgens een vast stramien. Eerst een algemene poëticale beschouwing, daarna inzoomen op het te bespreken werk. Zo ook deze week als hij de nieuwe bundel van Nachoem M. Wijnberg bespreekt – en bewierookt. Ditmaal is de inleiding van filosofische aard: Plato’s vormenleer wordt afgezet tegen Heraclitus’ panta rhei. Het pleit wordt beslecht in het voordeel van Heraclitus, omdat we volgens Gerbrandy "in een tijd leven van gaan, het zijn lijkt definitief passé.” Een mooie opmaat naar de poëzie van Wijnberg, waarin metaforen geschuwd worden en “het gaan en komen, het stromen en worden” centraal staan. Volgt een bespreking die van close reading getuigt en bovendien een erg interessante notie bevat, een die ik, ongeletterde oliphand in de porcelijncasdt van de literatuur, maar soit, van harte onderschrijf – en bijgevolg (ter afronding) citeer: “Het is een opmerkelijk verschijnsel dat het vaak de meest verstokte eenlingen zijn die, om met Pound te spreken, the tale of the tribe vertellen. Men hoeft slechts de allerindividueelste poëzie van Lucebert, H.H. ter Balkt, Hans Faverey en Kees Ouwens te lezen om iets te begrijpen van het cultureel klimaat in het Nederland van de tweede helft van de twintigste eeuw. Als ik mij niet vergis, vervult Wijnberg die rol voor deze tijd.”

donderdag 1 december 2011

Hoe de schrijver de dichter eert

Op pagina 63 van La Ronde de Nuit van Patrick Modiano:

« Ensuite, je sors de mon portefeuille la photographie du docteur Marcel Petiot, pensif, au banc des accusès, avec, derrière lui, toutes ces piles de valises : espoirs, projets avortés, et le juge, en les désignant, me demande : « Dis, qu’as-tu fait de ta jeunesse ? » tandis que … »

Op pagina 77 van diezelfde (magistrale) roman:

« Le ciel est trop bleu, les feuillages beaucoup trop tendre. »