donderdag 26 december 2013

De slimste mens: G-spot

Volgens een schilderij van Courbet is het l’origine du monde. Wat weet jij van het vrouwelijk geslachtsdeel?
Ehh, kut, ik kom er niet op.
Kut is goed.
Eh… Schaamlippen! Grote schaamlippen..! Kleine schaamlippen..! Clitoris..!
Goed goed! Nog een!
Djie, ik kom er niet op…
Maar je bent zo dichtbij…
Djiezus… nee, pas, ik stop.
Kabouter Plop?
G-spot, stop!

maandag 23 december 2013

Lithium

Met lithium heb ook ik ervaring. Als begin twintiger heb ook ik een POOZ op zo’n PAAZ-afdeling gebivakkeerd, man, ik kan er een boek over schrijven. Dokter H**s, zaliger nagedachtenis, had voor iedereen een heel assortiment pillen en na een week of drie ludiomil schreef hij me lithium voor als ondersteunend middel. Wat een focking gif! Na een paar dagen al begon ik te beven als een riet; ik kon de koffie niet meer drinken zonder op het schoteltje een enorm voetbad te veroorzaken. Enfin, om dat trillen en beven tegen te gaan schreef de dokter me weer een ander pilletje voor dat nochtans niet kon verhinderen dat door de lithiuminname mijn smaakpapillen naar de gallemiezen gingen. Ik kon nu zonder bibberen het kopje koffie naar mijn mond brengen, maar de koffie smaakte niet meer. Erger was dat mijn sigaretten me niet meer smaakten. Maar echt niet meer smaakten. En mijn sigaretje was juist mijn houvast in die periode. Trouwens al die tobbers op de PAAZ rookten als gekken, ahum. Toen ik na zeven weken eindelijk ontslagen was uit dat ziekenhuis – was het eerste wat ik deed stoppen met de lithium en met de ludiomil en die andere troep. Het duurde nog ruim een week voordat ik weer normaal roken kon…

Myrthe van der Meer

In het Volkskrant magazine staat een interview met Myrthe van der Meer. Het zal wel niet zo dol zijn dat ik Asperger heb, maar veel van de dingen die zij noemt herken ik. Kantoorborrels vind ik dikwijls ook een bezoeking en ook die neiging tot aftasten om te zien wat die ander van je wil om daar vervolgens je gedrag op af te stemmen komt me bekend voor, terwijl, wat heb ik nou helemaal te schaften met die ander..? Eind vorig jaar was zij te gast bij Wim Brands. Een mooie jonge vrouw die lange tijd dood wilde. Reebruine ogen. Kwam goed uit haar woorden. Tamelijk aantrekkelijk. Ook nu staat ze er goed op! De foto’s bij het interview zijn zeer glamourous. Verder houdt ze, volgens haar website, haar vriend als huisdier, kinky, en is ze volgens haar twitterpagina groot fan van lithium.

zaterdag 21 december 2013

Wind

In een overdekte doorgang rookte ik een sigaret en overdacht mijn zonden. De hemel was loodgrijs; het regende zacht. Ik schrok op uit mijn overpeinzingen door een nadrukkelijk ritselen, en met het vermoeden van een achter mij opduikende medemens keek ik over mijn schouder; maar het was slechts een plastic zak die een duwtje kreeg van de wind.

maandag 9 december 2013

Een goeie politieke watcher

Het is zondagavond, bijna half zes. Terwijl we zitten te eten staat op de achtergrond de tv aan. Eva Jinek praat met Fred Teeven over het uitzetten van illegale asielzoekers. Midas Dekkers doet obligaat verontwaardigd. Tot dusver niets dat opzien baart. Dan is het de beurt aan Jan Smit. Wtf, hoor ik dat goed, kondigt Eva Jinek hem aan als een goeie politieke watcher? Ja, dat hoor ik goed. Dus waskebeurt? Jan Smit voorziet drie door hem zelf uitgekozen politieke televisiefragmenten van tekst. Dooddoener na dooddoener, gemeenplaats na gemeenplaats. En Eva Jinek hem maar serieus aankijken en erop doorvragen. Jan Smit wordt in zijn kont geneukt en hij merkt het niet. Wat is de gedachte hierachter? De gewone man denkt zo en zo over politiek, en die hoort graag dat men er zo en zo over politiek denkt, dus laten we de gewone man vragen in de vorm van een gewone-mannen-zanger? Het is van een hemeltergende onnozelheid…

zaterdag 7 december 2013

Le rêve est une seconde vie II

In de nacht van 5 op 6 december had ik nog een droom die het vermelden waard is. Ik bevind me in een ruimte die denken doet aan de zaaltjes die kantoren afhuren in hotels om er het kennispeil van hun personeel te laten updaten. (Geen wonder, ik heb begin deze week in zo’n ruimte zo’n cursus gehad.) Er is een man met een microfoon die heen en weer loopt door de zaal. Hij inspireert mensen. Ook zijn broer inspireerde mensen, maar zijn broer is dood. Ik zit aan een tafel bij de wand. Er staan zakjes met munten op de tafel, en die schijnen een ceremoniële functie te hebben. Een collega van mij is ook van de partij, alsook iemand die ik niet ken en die, in tegenstelling tot mij, een believer is en een streber. De man met de microfoon vraagt of er nog vragen zijn en de believer vraagt, waar de kruiwagen is. De charismatische inspirator – ik moet hem niet, en voel me niet op mijn plaats; ik zal later in de droom uit het “genootschap” treden en over die daad voldoening voelen – zegt dat die kruiwagen er is, als je maar goed kijkt. De streber nu vat dat op als een hint en gaat aan de haal met een denkbeeldige kruiwagen. Hij loopt er nadrukkelijk mee door de zaal en stopt bij een klein waterbassin midden in de zaal. Daar ontdoet hij de kruiwagen van zijn lading, waarbij hij zo diep vooroverbuigt dat hij met zijn hoofd door het wateroppervlak breekt en met zijn voorhoofd de borst raakt van de broer van de inspirator, die daar onder water ligt opgebaard. Hoewel ik niet de persoon achter de denkbeeldige kruiwagen ben – of lijk te zijn – ervaar ik niettemin de aanraking met de koude borstkast, wat een morbide sensatie tot gevolg heeft. Dan ineens ben ik een vrij man, door een taxi afgezet voor mijn huis in een Italiaanse stad en geef ik een muntje aan een man die zit te bedelen. Of ik overweeg dat te doen.

Le rêve est une seconde vie I

In de nacht van 5 op 6 dec droomde ik –had voor ik naar bed ging bij P&W vernomen dat Nelson Mandela overleden was- dat mijn moeder was gestorven. Het was zomer, nog licht, ik had een rondje om de nieuwe buurt gelopen en liep door het paadje terug naar huis, ietsje gehaast want het was vijf voor tien en ik wilde het Tien uur journaal zien. Ik was bedrukt en verward want mijn moeder was die dag overleden, hoewel, dat leek een gegeven en toch was het niet helemaal zeker want ineens hoor ik haar stem achter mij, ze roept “G. kom je naar beneden?” wat niet logisch is maar in een droom slik je alles voor zoete koek, enfin, ik draai me om en zie dat het niet mijn moeder is die mij achternakomt, maar J. mijn overbuurvrouw. Op het moment dat ik de stem van mijn moeder denk te horen word ik overspoeld door gevoelens van vreugde en opluchting, alsof haar overlijden niets meer dan een boze droom was, maar wanneer ik constateer dat het niet mijn moeder is maar mijn overbuurvrouw, is de teleurstelling zo groot –en het besef van de onomkeerbaarheid van mijn moeders dood – zo definitief dat ik nu terwijl ik dit schrijf nog de intense droefenis voel die dat te weeg bracht. Maar met die droefenis – gevoeld in het moment zelf van die droom, toch ook, al is het op de achtergrond – de irritatie dat mijn overbuurvrouw op condoleancevisite wil komen op het moment dat ik naar het Tien uur journaal wil kijken.

woensdag 4 december 2013

Gefundenes Fressen

Werkeloosheid kan tot suïcidale gedachten leiden, maar suïcidale gedachten kunnen ook tot werkeloosheid leiden, hoorde ik vanochtend op de radio. Ik moest meteen aan Tonnus Oosterhoff denken. Voor een dichter als hij moet dan gefundes fressen zijn.

zondag 1 december 2013

De Afvallige II

Ik heb De Afvallige van Jan van Aken gelezen en dat was bepaald geen genoegen. Wat een ontiegelijk slecht boek, onecht, ongeloofwaardig, oppervlakkig, flauwe grappen, vlakke stijl. Toch kreeg de roman in maart van dit jaar maar liefst vijf sterren in de Volkskrant. Hoe kan dat? De recensie was van de hand van Bert Wagendorp. Bert Wagendorp schrijft columns voor de Volkskrant; in het boekenkatern tref je zijn naam zelden of nooit aan. Waarom nu dan wel? Op internet vind ik een stukje van hem uit 2008. Daarin staat dat hij geen tijd heeft voor romans, behalve in de zomer als hij op vakantie is. Hij noemt een paar romans die hij tijdens de zomervakantie gelezen heeft. Daar staan een paar aardige titels bij. Ook valt er te lezen dat hij in 2001 De valse dagenraad las van Jan van Aken en dat hij sindsdien Jan van Aken de beste schrijver van Nederland vindt. Er kunnen twee dingen aan de hand zijn. Bert Wagendorp kent Jan van Aken, mag hem graag en wil hem een opkontje geven of Bert Wagendorp heeft geen kaas gegeten van literatuur. Ik ben niet zo’n complotdenker, dus ga ik voor het tweede. Als een iemand na lezing van slechts een roman de schrijver ervan meteen tot beste schrijver van Nederland promoveert, dan is zo iemand als criticus niet serieus te nemen. Ook het feit dat Wagendorp Proust na honderd pagina’s zuchtend weglegt (zie nogmaals zijn stukje uit 2008), spreekt wat mij betreft boekdelen. Resteert de vraag waarom Bert Wagendorp, die nauwelijks over literatuur schrijft en heel weinig romans leest, in het boekenkatern van de Volkskrant van Arjan Peters een podium krijgt om De Afvallige van Jan van Aken te bejubelen.

zondag 24 november 2013

Instappers

Toen ik onderweg was naar huis, stopte ik bij een oversteekplaats – geen zebrapad! – en liet, hoffelijk als ik ben, twee mensen oversteken. Ze reageerden blij verrast, wellicht omdat Dreamhouse van Deafheaven nogal nadrukkelijk uit mijn boxen schalde, niet het soort muziek dat je in eerste instantie associeert met automobilisten die vriendelijk voetgangers laten oversteken. Maar toen ze een blik op mij geworpen hadden en die zachtmoedige kop van mij zagen, verscheen er een glimlach op hun gelaat en dorsten ze over. Even verderop, toen ik net de stad uitgereden was, zag ik twee zwarte instapschoenen op de weg: een op mijn weghelft, de ander twee meter verderop op het midden van de weg. Onmiddellijk kreeg ik een geniale ingeving. Men moet als de wiedeweerga een camera uitvinden waarmee je sneller dan de tijd kunt filmen, zodat je opnames maken kunt van wat er zich eerder op een bepaalde plaats heeft afgespeeld. Met zo’n filmcamera zou ik te weten kunnen komen hoe die instappers hier in Godsnaam op het asfalt waren terechtgekomen. En zeg nou niet, dat dit een mal idee is. Ik ben een visionair (grapje) en ik zeg je over honderd jaar bestaat er zo’n camera. Vergeet niet dat ze Leonardo da Vinci ook voor gek verklaarden toen hij met zijn vliegmachines in de weer was…

vrijdag 22 november 2013

Chance meeting

Vanochtend deed ik de boodschappen bij de AH. Wat een drukte op zo’n vrijdagmorgen, kon amper mijn auto parkeren. Als ik dag in dag uit maar op kantoor zit en weinig prikkels krijg te verduren dan voel ik geen gemis, maar du moment ik me tussen de mensen begeef, op plekken met enig vrouwelijk schoon, steekt de frustratie ouderwets de kop op. Er was een dame van mijn leeftijd, een midveertiger, met een paar glorieuze benen en dito billen in strakke broek gepakt, die me een keer heel lief bedankte toen ik mijn karretje aan de kant trok zodat zij bij de yoghurt kon. Hoewel niet heel knap was ze zeker ook niet lelijk; haar ogen stonden intelligent en haar stem klonk heel beschaafd; vermoedelijk was ze vrijgezel, althans, dat verbeeld ik mij dan. “Als we bij jou thuis de boodschappen eens gaan uitpakken, dan kunnen we daarna een poosje uitrusten op bed. Als jij mij dan pijpt, zal ik je likken. Dat moet formidabel zijn, met dat uitzicht op die heerlijke billen van je. Wat zeg je ervan?” Dat had ik natuurlijk moeten zeggen, maar sufkut die ik ben, ik liet haar lopen.

zaterdag 16 november 2013

Ideeënrijkdom

Wat best jofel zou zijn: dat ik zeg dat ik een enorme fan ben van The Drowning Liver terwijl die band bestaat helemaal niet. Desondanks: iemand anders noemt The Drowning Liver eveneens een strakke band en weer iemand anders brandt de band juist af enzovoort enzoverder. Dat het een ding wordt, dat mensen erop doorgaan, dat er recensies verschijnen, verslagen van optredens, playlists e.d. net zolang tot een paar muzikanten dat uiteindelijk oppikken en zich The Drowning Liver noemende gaan optreden met in de playlists genoemde titels etc.

Of een film maken à la Gladiator. Maar dat dan een modern soldaat met een machinegeweer en een zooitje handgranaten met de tijdmachine van professor Barabas terug naar die tijd gestuurd wordt om de barbaren te helpen of de Romeinen, qu’importe. En dat die film dan halverwege het geweld verruilt voor harde porno à la Caligula. Stel met Caligula, een Caligula met een erectiestoornis en dat dan die moderne soldaat hem een Viagrapil geeft zodat Caligula ‘m weer van jetje geven kan. Maar dan wel in 3D. Met een ejaculaat dat de zaal in schiet, laag, dat de mensen schrikken en hun hoofd naar beneden doen.

Ik heb trouwens een klein beetje keelpijn.

donderdag 14 november 2013

Boer op klompen

Mijn moeder zit achter de toog als hij binnenkomt, de boer met modder aan zijn klompen.
-Kunde die klompen nie uitdoen? Ik mottut straks allemaal weer schoonmaken.
-Verrek toch gauw, langharig fornuiskacheltje, gij zie mijn hier nooit meer.
En weg was ie.
Maar een paar dagen later was ie alweer terug, Hannes, en hij dronk vijf borrels.
-Kunde Van Hemert nie bellen dattie me ophaalt?
Mijn moeder pakt de hoorn van de telefoon en draait het nummer dat hij opnoemt en maakt daarbij een fout waarmee het toeval wel raad weet als Hannes de hoorn overneemt en erin blaft:
-Hé ik zit hier in de kroeg van J. Kunde gij me nie komme hale? Ik heh te veul gezope, godverdomme..!
-Ik vermoed dat u verkeerd verbonden bent. U spreekt met de dominee in D.

En jawel, jongens en meisjes, dat is allemaal waar gebeurd.

zondag 10 november 2013

Perfect Day

De meeste mensen houden van zonneschijn, ik hou van regen. Wat is er nu bijvoorbeeld heerlijker dan op een donkere, druilerige woensdagmiddag in een vredig café te zitten omringd door koutende mensen en aan een plaatsje bij het raam zodat je zicht hebt op hoe de marktkooplui in een nadruppelende regenbui hun kramen opbreken? Ja, met een lekker wijf in bed liggen en haar in de kont neuken terwijl ze ga door! ga door! kermt, maar ja kom daar maar eens om. Ja, zo’n woensdagmiddag, je trekt op kantoor de deur achter je dicht en dan strekt hij zich voor je uit als een vrijstaat, hoewel je van tevoren al bepaald hebt hoe je hem gaat invullen, en tot in de puntjes. Eerst jezelf afmatten in het zwembad, zestig baantjes in iets meer dan 34 minuten, twintig baantjes uitzwemmen en een kwartiertje sauna als beloning voor de geleverde inspanning. Warme chocolademelk en koffie in het café aan de markt met afwisselend de blik naar buiten en op de Volkskrant gericht (een bericht over Nadezjda Tolokonnikkova van Pussy Riot; een bericht over Fusun Erdogan; een recensie van de autobiografie van Morrissey). En voor ik in mijn auto stapte en naar huis reed (luisterend naar Haffmans mooiste: Fratres van Arvo Pärt) onder een afdakje perfect vredig een sigaretje staan roken starend naar het flatgebouw tegenover me en naar het parkeerterrein en naar de struiken en de bomen.

zondag 3 november 2013

De Mens in Opstand

Nu De Afvallige van Jan van Aken inderdaad een kutboek blijkt te zijn –ik lees het maar uit voor de geschiedenisles, trouwens, ik ben te dwangneurotisch om een boek waarin ik eenmaal begonnen ben aan de kant te leggen- lees ik voor wat literair tegenwicht – want met literatuur heeft De Afvallige au fond weinig van doen: het is meer een soort van Asterix en Obelix – L’homme révolté van Albert Camus. Of beter herlees. Want toen ik een jaar of tweeëntwintig was las ik het voor het eerst, in Nederlandse vertaling. Ik las het boek gretig en werd daarbij erg geholpen doordat ik in die korte periode daarvoor –ik begon pas met lezen na mijn twintigste– veel van bijvoorbeeld Dostojewski en zelfs Nietzsche gelezen had en van menig andere schrijver die in het essay van Camus genoemd wordt. Anderzijds bracht het boek me een paar zeer belangwekkende schrijvers op het spoor: Arthur Rimbaud en Comte de Lautréamont. In mijn herinnering las ik het boek niet alleen gretig maar ook met groot gemak en dat verbaast mij nu enigszins want ik moet heel langzaam lezen om alles te begrijpen en soms krijg ik maar moeilijk vat op de tekst. Mijn Frans schiet tekort; ik ben verhalend proza gewend; geen betogend proza. Maar aangekomen bij La révolte métaphysique weet ik weer precies waarom ik destijds zo in de ban was van dat boek. Niet om het grote betoog met de politieke implicaties (de revolte die ingekapseld wordt door ideologie en dan over lijken gaat) maar om de mens die zich tegen zijn schepper keert, en die zegt, hoor es, mannetje, dit pik ik niet. Zoals de slaaf opstaat tegen zijn meester, zo staat de mens op tegen zijn God om hem ter verantwoording te roepen in een gesprek van man tot man. En, om met Camus te spreken, « Il ne s’agit pas d’un dialogue courtois. »

zaterdag 26 oktober 2013

De Afvallige


Hallo, ik ben een historische roman.
Ik herhaal ik ben een historische roman.
Je weet het hè ik ben een historische roman.
Het lijdt geen twijfel hoor ik ben een historische roman.
Ik ben een historische roman en je kunt met mij ook lachen:
Mijn protagonist heeft een komische naam en bereidt heerlijke testikels!
En ik ben dus een historische roman.

Kijk dat Bert Wagendorp vijf sterren geeft, ach dat is een journalist, een stukjesschrijver, die snapt niets van literatuur. Maar het boek is ook aangeprezen door Graa Boomsma en door andere gezaghebbende (“gezaghebbende”) critici, zodat bijvoorbeeld ook Piet Gerbrandy De Afvallige in zijn zomerlijstje voor de Groene noemde. Met enige scepsis evenwel. Ben benieuwd na hoeveel bladzijden hij het boek aan de kant heeft geschoven…

donderdag 24 oktober 2013

Maar lezen is niet altijd een feest

Ik dacht ik zal ook een keer iets van Boris Vian lezen, nou dat heb ik geweten. J’irai cracher sur vos tombes vond ik wel een kek klinkende titel, maar ik had me beter ff kunnen informeren over deze “roman” die Boris onder pseudoniem publiceerde. Wat een walgelijk grafboek. Moest dit een soort van aanklacht zijn tegen rassendiscriminatie in de Verenigde Staten of zo? Of wilde hij lekker shockeren en en passant geëngageerd zijn..? Hoe ook het is een platvloerse ongeloofwaardige ongenuanceerde perverse wraakfantasie: zonde van de leestijd. Dat Vian stierf kijkende naar de verfilming van het boek noemen we veelzeggend.

zaterdag 19 oktober 2013

Rendu au sol

Lezen is dikwijls een feest. Met je luie donder op je nest liggen stinken, zuigen op een flink stuk chocoladeletter en maar gaan met die ogen van links naar rechts. Als het boek in je knuisten dan ook nog De Droom van Baudelaire is, zit je helemaal gebakken. Wat een machtig boek! Niks geen academische exercitie maar puur literatureluur. Ik geef meteen toe, het boek vergt soms een inspanning, Calasso gaat niet bepaald op z’n hurken zitten, maar dan lees je een zin maar twee keer of je googlet een woord (theürgie, theologoumenon, hiërodule etc), daar krijg je geen uitslag van. Ondertussen word je meegenomen in de tijd van, in de droom van, in de literatuur van Baudelaire en maak je uitgebreid kennis met grote Franse schilders als Ingres, Degas en Manet. Manet die, zo las ik gotbetert met een Bommelse getrouwd is, in de Bommelse Sint Maarten nog wel, op een steenworp afstand van waar ik nog een tante heb wonen…! (Lekker boeiend.) En dan die laatste twee hoofdstukken, weer exclusief aan de literatuur gewijd, waarin al die laatnegentiende-eeuwse kopstukken voorbijkomen en hun juiste plaats krijgen toegewezen, en dat allemaal zo vanzelfsprekend en ontegenzeggelijk en raak. Flaubert, Proust, Rimbaud, De Lautréamont, Nietzsche, al die heerschappen van wie ik ongeletterde boer in dit leven de werken heb doorgeploegd en van hun genie heb geproefd, ze komen allemaal aan bod en worden in het zonnetje gezet. Wat zeg ik… In een stralende zon! Wat zeg ik… Dit boek is zelf een stralende zon! Hé Roberto Calasso… doe mij nog zo’n boek!

zaterdag 12 oktober 2013

Nagellak 1


Een zaterdagochtend aan het einde van de zomer. Met een groep oudere jongens zwierf ik door de weilanden. Samen met Tonnie was ik de jongste van de groep; zes, hooguit zeven zullen we geweest zijn. Tonnie was wilder en stoerder dan ik. Hij had rode nagellak op zijn nagels, zag ik, en ik lachte hem uit. “Tonnie is een meisje!” zei ik vrolijk en Tonnie duwde mij tegen de grond waarop ik begon te huilen. Als ik gehuild had, dan was mijn dag verpest: dat was de stille maar onwankelbare afspraak die met mezelf gemaakt had en waar ik mij aan te houden had, en zo kwam het dat het niet zozeer het korte handgemeen met Tonnie was dat mij verdrietig stemde noch de pijn die hij mij deed (want hij deed mij nauwelijks pijn, hij moest zich gewoon ten overstaan van de oudere jongens even laten gelden, even laten zien dat hij niet met zich sollen liet) maar het besef dat de rest van die vrije dag zo vroeg in de ochtend al verpest was door mijn tranen.

zaterdag 5 oktober 2013

Het echte werk

Mensheid! Ik heb voor het eerst in mijn leven een boek van Marcel Proust in het Frans gelezen..! Niet A la recherche du temps perdu, daarmee wacht ik tot mijn pensioen of anders in een volgend leven, maar La fin de la jalousie et autres nouvelles, een bloemlezing uit Les plaisirs et les jours, die ik voor twee euro op de kop tikte in een boekhandel in Arras. De zinnen nog niet zo lang en meanderend als in Recherche maar nog altijd lang genoeg om af en toe de draad kwijt te raken. Het lezen vergde kortom inspanning. Maar dan sta je wel honderd pagina’s lang oog in oog met een uitzonderlijk literair talent in wording. (Dat is zoiets als Neymar zien voetballen tijdens de Confederations Cup.) Het titelverhaal is de filosofie van Schopenhauer vertaald in verhalend proza. (Proust, Mann, Tolstoi, ze staken allemaal hun licht op bij de grote wijsgeer.) (Het mag bekend worden verondersteld, maar ik meld het toch even.)

vrijdag 4 oktober 2013

Uitmelken

In de Groene Amsterdammer wijdt Joost de Vries vier kolommen aan de seksboeken van Jamal Ouariachi, David Pefko en Daan Heerma van Voss. Boven het stuk prijkt een foto van het drietal, dat poseert in een bos met dunne naaldbomen. Alsof het de leden zijn van een of andere interessantdoenerige indie rockband. De Vries schrijft dat A.F.Th van der Heijden het duidelijke voorbeeld is voor Jamal Ouariachi. Dat trof mij, omdat ik Jamal met zijn kornuiten deze week aan tafel zag zitten van het zeer sexy praatprogramma Tijd voor Max en mij toen opviel dat hij in zijn manier van praten, in zijn intonatie en in zijn mimiek erg veel weg heeft van diezelfde A.F.Th van der Heijden. Net zoals ik, toen ik Anton Dautzenberg voor het eerst op televisie hoorde praten, meteen aan Ronald Waterreus moest denken, maar dat geheel ter zijde.

Borgman

Gisteravond zag ik Borgman. We zaten met zijn vijven in de zaal. Een oud stel, een jong stel & ik zei de gek. Na afloop van de film vonden het oude en het jonge stel elkaar in hun verbouwereerd zijn. “Je verwacht toch dat aan het einde de puzzelstukjes in elkaar vallen…” En als dat dan niet gebeurt, zijn mensen met een dergelijk verwachtingspatroon teleurgesteld. En dat terwijl de quote waarmee de film opent “En zij daalden neer op aarde om hun gelederen te versterken ” de verwikkelingen in de film toch in een tamelijk samenhangende en verklarende context plaatst… Als ik naar een film van Alex van Warmerdam ga, heb ik maar een verwachting, namelijk dat een personage op een onverwacht moment in de film totaal ongefundeerd poep zegt. Uiteindelijk was ik dus degene met een onvervuld verwachtingspatroon. Toch had ik in tegenstelling tot mijn zaalgenoten een plezierige filmavond gehad.

zaterdag 28 september 2013

Gênant

Ik wandel door de Achterstraat. Ik praat in mezelf. Dat besef dringt tot mij door als ik het gezicht van A. zie als hij mij inhaalt op zijn fiets. A. is een generatiegenoot, we hebben samen op de lagere school gezeten. Al meer dan twintig jaar heb ik niet meer dan hoi of hallo tegen hem gezegd. Nu speelt er een vergenoegd lachje om zijn lippen. Alsof hij getuige is van mijn aftakeling en mijn nederlaag.

Wat ik ook gênant vind, is naar de bar toelopen om de koffie te betalen die je nog maar tien minuten geleden geserveerd hebt gekregen door dezelfde juffrouw die nu achter de bar staat, en dat die juffrouw dan vraagt: “Waar hebt u gezeten?” Dat geeft een gevoel alsof je een volslagen inwisselbaar gezicht hebt, dat geen enkele interesse wekt bij degene die er beroepshalve een blik op werpen moet, en het daarom, de kont nog niet gekeerd, meteen weer vergeet.

maandag 23 september 2013

Still life

In het jaar 1989, mijn jaar van splendid isolation, stelde ik mij soms voor, bijvoorbeeld als ik naar de bibliotheek ging in de stad, dat ik J.V. zou tegenkomen. Op de voetbalvereniging die ik toen allang verlaten had was J.V. ongeveer de enige die geen domme boer was. Ik had weleens een gesprek met hem. Welaan, ik stelde me voor dat ik hem zou tegenkomen en dat hij dan zeggen zou, Hé G! Dat is een poos geleden..! Hoe is het met jou? Het antwoord dat ik voor die gelegenheid, die zich overigens nooit voordeed, had voorbereid, luidde: “Ach, still alive in still life.” Daar moest ik aan denken daarnet, toen ik onder de douche stond en naar Still life van Suede luisterde, an old favorite. Dat zwelgt en zwelt en pakt uit etc. Groots en meeslepend, schaamteloos uitbundig en van dik hout zaagt men planken (maar ik zwelg mee). Ik liet het indertijd aan JvdK horen, absoluut gehoor en liefhebber van klassieke muziek, en hij noemde de orkestrale climax honend “filmmuziek”. Terwijl ik dit tik The days were golden van Sunny Day Real Estate op de achtergrond. “The words just crawl.” IJler en ijler die falset tot ie oplost in het luchtledige. In wat voor periode zat ik toen in mijn leven, toen ik die plaat kocht? Eind jaren negentig, begin tweeduizend? Wat voor limbo was dat? Dit is de laatste dag van mijn vakantie. Morgen zal ik weer een klein radertje in het grote raderwerk zijn. Just some flesh caught in this big broken machine.

zondag 22 september 2013

Waal I

Vanochtend langs de Waal gewandeld. De zon achter de wolken, een begin van herfst in de lucht. Groen blauw, groen blauw, dat is wat je ziet, in vier licht golvende banen: het groen van de oever, het blauw van de rivier, het groen van de oever aan de overkant en het blauw van de lucht daarboven. Wijdser, romantischer en mooier dan in die saaie, aangeharkte foto van Andreas Gursky met dat grijze fiestpad op de voorgrond. Ik nam nog een stuk stad mee en zag, naarmate ik de kronkels van de singel volgde, de stompe kerktoren steeds vanuit een andere hoek opduiken achter de gevels van de huizen aan de gracht. Statig en stil, als in de atmosfeer gestold. Dat klinkt wellicht hoogdravend en ridicuul maar ach. Straks lig ik nog een uur op mijn luie nest en lees ik verder in het mooie boek van Calasso die prachtig over schilderkunst schrijft. Ik begrijp –nog steeds op een soort van subliminaal niveau: ik ben en blijf een ongeschoolde onwetende- nu bijvoorbeeld veel meer van Ingres, wiens schilderijen ik overigens afgelopen april in ’t Louvre met veel genoegen en belangstelling bewonderd heb. Mooie bruuske zinnen ook: “De schilderkunst had eeuwenlang bestaan zonder zich geroepen te voelen een omgewoeld bed af te beelden.” “Delacroix had het nadeel dat hij niet alleen een schilder was, maar een geval.”

donderdag 19 september 2013

Catherine Certitude

Patrick Modiano is, zo heb ik vandaag ontdekt, ook een zeer begenadigd kinderboekenschrijver. Catherine Certitude (à partir de neuf ans) is een lichtvoetig en tegelijkertijd ontroerend verhaal over een meisje dat bij haar vader in het 10e arrondissement van Parijs woont en in navolging van haar moeder die in New York woont balletdanseres wil worden. Heeft ze met haar moeder het dansen gemeen, met haar vader het dragen van een bril. Het moeten dragen van een bril ervaart ze als een groot voordeel omdat ze de bril ook afzetten kan waardoor ze in een compleet andere wereld komt te verkeren, een wazige, wattige, wollige wereld waarin alles in elkaar overvloeit. Het boekje is verluchtigd door Sempé, het ene plaatje nog mooier dan het andere. Zie hoe papa Georges, ingezeept en wel en met de scheerkwast in aanslag, achter Catherine aanrent. « Quand il se rasait, nous respections un rituel tous les deux : il me poursuivait avec son blaireau à travers tout l’appartement, en essayant de me barbouiller le visage. Après quoi nous devions soigneusement essuyer nos lunettes dont les verres étaient maculés de savon à barbe. »

dinsdag 17 september 2013

Pilobroek

Gisteren had ik vooral hoofdpijn. Soms zat ik even beneden. Maar dan hield ik het niet uit en ging maar weer naar bed. Vandaag hoest ik en proest ik nog, maar met een helder hoofd zodat ik de tijd met lezen in plaats van met ijlen doden kan. En dat doe ik. Ik lees in De droom van Baudelaire van Roberto Calasso, een geleerd maar gelukkig ook een gepassioneerd boek, dat ik met hetzelfde plezier lees als heel lang geleden die dunne Nederlandse vertaling van teksten uit Walter Benjamins boek over de Passages in Parijs. Natuurlijk lees ik ook Baudelaire zelf, Le Cygne, en de gedichten gewijd aan Mme Sabatier. ( A celle qui est trop gaie hangt al meer dan twintig jaar aangeplakt aan de zijwand van mijn boekenkast.) Daarbij lees ik voor comic relief (maar niet heus) Een dagje naar het strand van Heere Heeresma. Robuust proza, ietwat stekelig soms, maar uitermate goed. “En hij in zijn pilobroek en leren jack, omgeven met een odium van misprijzen en lege, volstrekt lege eenzaamheid.” Ik naar google afbeeldingen op zoek naar een pilobroek en zie.

zaterdag 14 september 2013

Belle de jour

Terwijl ik na ruim twintig jaar Het verboden rijk van Slauerhoff herlees, zit aan een tafeltje haaks op dat van mij een stel behoorlijk luid te praten. Omdat het me stoort in mijn concentratie kijk ik op. Een gozer, twintiger, met getatoeëerde armen, staartje, baardje en een in het rood gestoken blondine, mollig en met ferme tieten. Zij heeft wat de Fransen noemen une voix rauque en barst voortdurend in lachen uit. Hij vertelt over zijn avonturen in Brazilië en zegt steeds ja ja; mar ja; awel; mar ja, als om via nuancering en relativering zijn sterke verhalen meer kracht bij te zetten. Hetgeen op de dame in rood het gewenste effect heeft. Alcohol doet de rest. Amai, wat zullen die neuken vannacht, de getatoeëerde stallion en hese blondine die er vast pap van lust, anders was ze geen hese blondine. Tussen de pasta pesto en de tarte tatin door rook ik buiten een sigaret. Het is heerlijk rustig op de hoek van de straat totdat een manspersoon uit een auto stapt en in een exotische tongval begint te blèren naar iemand in het café op de andere hoek.

woensdag 11 september 2013

Comme à Ostende

Vermaak ik mij? Het regent steeds. Ik laat mijn paraplu liggen in mijn hotelkamer. Ik koop er een onderweg. Ik zeg nog tegen die Indiër, u doet goede zaken met dit weer. Hij zegt, ja die wind, meneer. Die wind ja. Minder dan een half uur later is de plu al geknakt. Met in mijn ene hand het handvat en in de andere het regenscherm stap ik een boekwinkel binnen. Een luizig antiquariaat. “’t Is me het weertje wel, meneer.” De uitbater is een oude man met een kunstgebit. Ik toon hem mijn paraplu. “Aja, maar dat hebt ge zelf gedaan, zeker?” “Het was grotendeels de wind. Ik hoefde nog slechts een knikje te geven.” Volgt een vertoog over goedkope paraplu’s. Hij loopt zelfs naar achter om me de zijne te tonen. “Gekocht in Antwerpen, meneer. In een winkel met alleen maar paraplu’s. Twee keer ben ik hem kwijtgeraakt, twee keer is hij bij me teruggebracht. Etc. etc.” Ik loop naar afdeling Franse literatuur, maar die stelt niets voor. Engelse thrillers in het Frans vertaald. Het exposé van de uitbater gaat door. Je moet geen goedkope dingen kopen. Je moet ook niet te duur kopen. Dat zei zijn vader al. Hij stinkt uit zijn mond. Ik loop naar een andere stelling; hij komt achter me aan gezet en hijgt in mijn nek. Ik loop naar de deur. “Allez, ge gaat zo rap weg, meneer..?” “Ja, ik ga eens eventjes buiten kijken.” Ik vlucht de regen in met mijn gebroken paraplu.

zaterdag 7 september 2013

De Rode Dame

Dinsdag 3 september 2013 bezocht ik het Noordbrabants museum in Den Bosch. Ik maakte enige notities. Vlak voordat ik vertrok, tekende ik op:

“…Er was nog een vrouw die ik erg sexy vond. Boven in het Stedelijk. Geverfd rood, knap, stalbenen. Achter in de veertig. Vriendin, blond, ook best lekker. De roodharige wist dat ik naar haar keek want telkens als ik keek lachte ze. Ik had een gokje moeten wagen…”

De woensdag erop zit ik in een café in Wageningen en schrijf ik in datzelfde mollenvelletje dit:

Maar nu komt het..! Lees laatste stukje van gister nog maar es door…
Dat laatste stukje had ik geschreven in de ruimte met de kluisjes… En ik had mijn kont nog niet gekeerd of wie zie ik daar helemaal in haar uppie..? De Rode Dame. Ik wilde weglopen zoals meestal in een dergelijke situatie (hoewel, ik word iets brutaler naarmate ik ouder word, als het bijna te laat is, enfin) maar was meteen teleurgesteld in mezelf dát ik wilde weglopen, dus ik vermande me, zei bij wijze van spreken fuck it, keerde terug op mijn schreden en sprak de Rode Dame aan, die nu een catalogus stond door te bladeren op de plek waar ik zojuist nog die aan haar gewijde regels schreef.
“Mag ik u een vreemde vraag stellen?”
Let op dat u.
Ze kijkt me quasi in verwarring gebracht aan en zegt: “Ja..?”
“Bent u nog vrijgezel?”
Nog meer verwarring. Ze bladert werktuigelijk in de catalogus en kijkt me dan weer aan. Op dat moment zie ik enigszins tot mijn schrik dat ze eerder begin 50 is dan eind veertig, nochtans fuckable. Ze kijkt me aan dus, en zegt: “Wat is dat nou voor vraag..? Waarom vraag je dat? ”
“Ik vind u een mooie vrouw.”
Ze fleurt op en wordt iets toegeeflijker. Heeft ze natuurlijk in geen eeuwen meer gehoord, dat iemand haar mooi noemt. “Zie je wel. Zo vreemd is die vraag niet eens..!” zegt ze.
Moedigt ze me aan of stelt ze me gerust?
“Maar nu heb ik nog steeds geen antwoord,” dring ik aan, een beetje halfslachtig. Ik bedoel, wat wil ik nu eigenlijk van haar? Ja, haar in de kut en de kont neuken. Dat spreekt. En alles in het nette uiteraard en heel respectvol. Maar voor het overige..?
“Wat zal ik zeggen..? Er is wel én niet een man…”
“Okay…”
Nou krijg ik toch sterk het gevoel dat ik me vergist heb. Ze zal het best fijn gevonden hebben dat ik naar haar keek, maar omdat ik daar haar ijdelheid mee streelde, niet omdat ze in mij geïnteresseerd was.
“Maar jij bent wel vrijgezel hè?”
Let ook op dat jij.
“Ja…” zeg ik. Een kort moment overweeg ik nog haar mijn e-mailadres te geven, wie weet speelt ze gewoon hard to get en is ze straks als een dweil in bed, maar het is alsof die overweging pas gestalte krijgt in mijn hoofd wanneer de beslissing om af te druipen al genomen is, en om dan wéér op mijn schreden terug te keren… Een triootje met haar blonde vriendin, die iets jonger leek en slanker ook, zou helemaal de bom zijn geweest, waar was die eigenlijk gebleven? En waarom had ik dat bleke meisje met dat artistieke kapsel, hoornen brilletje en malle tattoo op haar onderarm niet aangesproken? Misschien moet ik toch eens bij Theo Kars in de leer…

zondag 1 september 2013

And trouble deaf heaven with my bootless cries

Toen ik terugreed van de garage naar huis, was het vet kikke geblazen op The Pecan Tree van puikplaat Sunbather van Deafheaven. Luister es mee. Ik zeg erbij: de eerste vier minuten zullen niet iedereen als muziek in de oren klinken, desondanks doorluisteren, na vier minuten breekt de zon door, en na acht minuten breekt het onweer los – maar zo weldadig..! Kort samengevat: vier minuten hel, vier minuten purgatorium, vier minuten hemel. Wat kan ik het toch mooi zeggen hè? En dan heb ik er niet eens voor doorgeleerd..! Maar let ook op het wegsterven van die muziek… van een verrukkelijke melancholie..! En dat alles zonder medewerking van Satan, want de black metal van Deafheaven is zeg maar a-diabolisch. Geen corpsepaint, geen omgekeerde crucifixen, geen gauntlets – best verfrissend!

zaterdag 31 augustus 2013

Naar de garage

Mijn auto moest een kleine beurt. Dat doe ik nou al meer dan twintig jaar. Een keer per jaar naar de garage rijden, autosleutels afgeven en om de tijd van het gesleutel te overbruggen naar de stad lopen. Verschillende auto’s, verschillende garages, verschillende steden; maar de handeling is hetzelfde gebleven. Op naar de stad en onderweg gedachtes. Zo bedacht ik vanochtend dat literatuur op zich weinig te maken heeft met het perfect beheersen van de taal maar des te meer met het perfect te laten doorklinken van je stem in die taal: zodanig dat je toon je stijl wordt. Niet een geheel onnozele gedachte die bovendien hoopvol stemt. Want ga maar na, dat zou betekenen dat iemand met een gemankeerde grammatica zoals ik desondanks kans van slagen heeft in de literatuur. Ik weet met Schopenhauer dat de hoop de verwisseling is van de wens dat iets gebeuren zal en de waarschijnlijkheid ervan. En het is ook niet zo dat ik per se iets bereiken wil in de letteren of dat ik dat nodig zou hebben om mijn leven zin te geven of zo, maar het is een plezierig vooruitzicht waar ik mij graag mee kietel. Net zoals ik graag denk aan intieme omgang met mooie lieve vrouwen, wetende dat voor mij in dit leven toch vooral de rol van de nar is weggelegd aan de voet van de onverbiddelijke Venus.

zaterdag 24 augustus 2013

Le vin du solitaire

Zelf ben ik niet zo verslavingsgevoelig. Toch heb ook ik de geneugten van de alcohol gezocht. Ik was een roesdrinker. Vooral als ik in een hotel overnachtte dorst ik hem te raken. Aan een bar zitten, bourbon whisky bestellen, sigaret opsteken. Na drie sigaretten en drie bourbon whisky kwam de roes. Hoewel ik geen sociale drinker was, stemde de drank me steevast mild. Mijn hart werd groter naarmate ik meer drank innam. Het nadeel van aan de bar zitten is dat mensen soms een praatje met je willen aanknopen. Praatzieke kroegtijgers, querulanten met een kwade dronk, nimmer een leuke jonge deerne. Ik leerde mijzelf aan om aan een tafeltje te gaan zitten. Omdat je aan een tafeltje minder snel je bestelling plaatsen kunt als aan de bar, leerde ik mijzelf eveneens aan twee bourbon whisky tegelijk te bestellen: een met ijs, een zonder ijs. Niet zelden werden de glazen tegenover elkaar geplaatst in plaats van naast elkaar, omdat de ober dacht dat ik alvast voor mijn gezelschap besteld had. “Voor wie is de whisky met ijs?” Maar ik had nooit gezelschap. Ik dronk vijf of zes bourbon whisky’s en dichtte mezelf een glorieuze toekomst toe met literair succes en lieve mooie vrouwen. Wat er om me heen gebeurde merkte ik nauwelijks nog op.

Beau comme le tremblement des mains dans l’alcoolisme

Er is een foto van mijn vader die ik koester. Hij zit in zijn uppie aan een tafeltje in een café. (Zijn eigen café en hij is zelf zijn grootse klant.) Er bungelt een gepommadeerde haarlok voor zijn ogen. Ondanks overduidelijke bewustzijnsvernauwing weet hij een flauwe grijns op te brengen voor de fotograaf. Tussen zijn vingers brandt een sigaret. Hij is in zijn element.

zondag 18 augustus 2013

OnderOnsje

Ik sprak met God van
Man tot Man.

Ik drukte Mij heel behoorlijk
Uit:

Een pond Stront,
Schoon aan de haak.

God prees Mij
Om Mijn welsprekendheid.

woensdag 7 augustus 2013

To buy list

Als ik binnenkort weer es in de grote stad ben, kopen:

Roberto Calasso: De droom van Baudelaire
Deafheaven: Sunbather
Shea body whip

En wat lekkers voor bij de koffie.

zondag 4 augustus 2013

Gotspe

Arnon Grunberg laat zich in zijn column in de Volkskrant laatdunkend uit over Hans Teeuwen. Het gesprek dat Teeuwen met Wilfried de Jong voerde tijdens de eerste Zomergasten van het seizoen kwalificeert hij als onnozel en hij geringschat het talent en het belang van Teeuwen door hem hetzelfde lot in het vooruitzicht te stellen als een in de vergetelijkheid geraakte cabaretier uit de jaren zestig. Waarom oordeelt Grunberg zo hard? Teeuwen lijkt inderdaad niet gehinderd te worden door academische of historische kennis over het fenomeen religie, maar we kunnen ook niet allemaal hoogleraar zijn. De kritiek van Teeuwen richt zich op hoe religie (m.n. de Islam) zich manifesteert in het publieke domein. Hij eist het recht op vrijuit te kunnen spreken, niet meer en niet minder. Ik snap niet wat daar onnozel aan is en evenmin waarom Grunberg suggereert – want dat doet hij nadrukkelijk – dat de opvattingen van Hans Teeuwen kleinburgerlijk zijn. Wil de wereldwijze Grunberg de verlichte kosmopoliet uithangen en impliciet religieuze tolerantie bepleiten? Dat is wel een heel veilige positie om in te nemen. Tolerantie ten opzichte van religieuze groeperingen is een goed ding, dat hoeft niet ter discussie te staan. Maar het wordt een ander verhaal wanneer een religie of een religieuze groepering zichzelf als intolerant ontpopt door bijvoorbeeld homoseksuelen het leven zuur te maken of door met geweld te reageren op kritiek. Hans Teeuwen verheft daar zijn stem tegen. Dat kleinburgerlijk te noemen is een gotspe waarmee Arnon Grunberg zijn positie aan de zijlijn lijkt te rechtvaardigen.

dinsdag 30 juli 2013

Nique ta mère

Een collega van mij gaat deze week naar Zuid Frankrijk. Voor ik naar huis ging, wenste ik hem goede reis. “Hoe is je Frans eigenlijk,” vroeg ik hem. “Heel beperkt,” antwoordde hij. “Je weet hoe je dankjewel moet zeggen hè?” “Merci Beaucoup toch?” “Ja, maar dat klinkt niet erg hip. Nique ta mère klinkt veel eigentijdser.” “Hoe zeg je da?” “ Gewoon, niek ta meruh.” “Niek ta meruh?” “Ja, helemaal goed.” “Nou bedankt voor de tip!” “Geen dank. En bon voyage!”

De slimste mens in de wakende wereld

Kees Moeliker is een sympathieke Rotterdammer (hup Feyenoord!), maar toch ben ik blij dat het hem niet gelukt is in De slimste mens Hanna Bervoets weg te spelen. Ze heeft zo’n lekker geil smoeltje! (Wou ik efkes kwijt.)

zondag 28 juli 2013

De slimste mens: ook in dromenland

Wordt uw leven ook opgeluisterd door dat schitterende NRCV-programma De Slimste Mens? Ik sla geen aflevering over. Ze pakken het ook heel goed aan door te zorgen dat er elke avond wel een vrouw bij zit met wie ik het doen wil. Zo heeft Marit van Bohemen het twee afleveringen volgehouden, voor haar genoeg om mijn droomwereld binnen te dringen. Ik droomde dat ze aan het begin van het programma –tijdens het introductiepraatje- aan Frederik Philips vertelde dat ze een paar uur per dag achter een raam zat in de rosse buurt van Leiden om “wat bij te verdienen.” Marit hoorde de presentator denken, is dat niet gevaarlijk in een ruige stad als Leiden (blijkbaar is Leiden in dromenland een ruige stad, red.) maar nee ze werkte hoofdzakelijk aan het eind van de middag en stopte voor het donker werd; bovendien bestond haar klantenbestand voornamelijk uit onschadelijke losers. Toen ik Marit dat hoorde zeggen, dacht ik, misschien moet ik toch eens naar Leiden, ofschoon Marit, die sowieso metterjaren aan aantrekkelijkheid heeft ingeleverd, plotsklaps en in sneltreinvaart begon te verouderen; haar gezicht verschrompelde als een versmade appel op een fruitschaal. Dát, plus het feit dat ik gister gemasturbeerd heb kijkende naar een filmpje van twee cunnilingussende redheads, van wie er een een tatoeage van een woord of naam net onder de borst had, maakte dat ik in de werkelijkheid van de droom overwoog om LOST op mijn borst te laten tatoeëren, niet omdat ik me per se zo lost voel , maar omdat ik het zondermeer een cool woord vind –of vond. Koketterie met het loserdom blijft iets romantisch hebben, ook na je veertigste. (Toen ik me vanochtend terwijl ik in de auto zat mijn droom herinnerde, was het alsof ik die overweging in de wakende wereld gemaakt had en niet in dromenland. Het is maar dat u het weet.)

zondag 21 juli 2013

Remise de peine

Een van mijn grootste gelukmomenten van dit jaar beleefde ik tijdens lezing van Remise de peine van Patrick Modiano. Ik had hiervan kond gedaan in een e-mail aan vriendin E. met wie ik gisteravond at op het terras van Nol in ’t Bos. Net toen ik over Remise de peine wilde beginnen, vroeg E. – Française van origine – “Et comment était Remise de peine?” “C’était formidable,” zei ik en ik brandde los. Er deed zich iets merkwaardigs voor want na tien minuten vertellen over het boek en vragen van E. beantwoorden over de situatie van Patrick en zijn broertje Rudy, raakte ik aangedaan. Ik kreeg het, potverdikkie, te kwaad. En dat was niet omdat ik zelf een broertje heb gehad dat aan leukemie is overleden, zoals Patrick Modiano, noch omdat ik verwaarloosd ben door mijn ouders, zoals Patrick Modiano, maar omdat Patrick Modiano in Remise de peine de innige liefde die beide broertjes voor elkaar voelen zo goed invoelbaar maakt. Zo goed, dat het verlies, dat in de roman/novelle nauwelijks aan bod komt, des te schrijnender wordt. Ik heb nu bijna alles wat er van de hand van Patrick Modiano verschenen is gelezen en ik denk dat ik Remise de peine, in al zijn ogenschijnlijke eenvoud, misschien wel zijn mooiste werk vind… Ik had tijdens lezing ervan ook de ietwat bevreemdende ervaring dat er in het boek iets van Sylvie van Gérard de Nerval doorschemert, zonder dat ik daar precies de vinger op kon leggen. De beschrijving van de nog redelijk onbevangen jeugdjaren wellicht, de pastorale sfeer ervan. Feit is dat in de tweede helft van het boek, als Patrick een andere tijdlaag aanboort en vertelt over zijn periode in een kostschool, hij het heeft over een dagje spijbelen dat hem de gelegenheid biedt om Mortefontaine en Ermenonville te bezoeken, plaatsen die in de biografie van Gérard de Nerval én in Sylvie een rol spelen. Tot slot nog dit. De uitgave van Remise de peine die ik heb, bevat een voorwoord van Olivier Adam. Van die gast heb ik een paar jaar geleden A l’abri de rien gelezen, wat ik een schmierend vod vond. Wie schetst mijn verbazing – het is een en al verbazing wat de klok slaat vandaag – wanneer ik in zijn voorwoord lees dat hij zo ongeveer net zo idolaat is van Patrick Modiano als ik en zo’n beetje om de zelfde redenen..? En het wrange is, hij weet dat ook nog pakkend en precies onder woorden te brengen…

zaterdag 13 juli 2013

Filmtemperatuur

Mijn moeder en ik zaten linksachter in de bioscoop. Omdat je als publiek de temperatuur in de film zelf mocht regelen –een noviteit–, drentelde mijn moeder door het gangpad naar het witte doek om de kachel een paar graadjes hoger te zetten; mijn moeder heeft het altijd koud. Rechts van het gangpad zaten Van Kooten en De Bie. Terwijl mijn moeder bezig was de temperatuur te regelen, liet Kees van Kooten zijn afkeuring blijken. Met sarcastische stem riep hij luid: “Natuurlijke temperatuur! Natuurlijke temperatuur!” Ik werd boos. “Zeg meneer Van Kooten, zoudt u mijn moeder niet met rust laten?!!” Kees van Kooten werd bang en deed er meteen het zwijgen toe.

zondag 30 juni 2013

Po? hé.. zie!

Deze muziek is gewijd aan God de Olifant.

Leg een bierfilter op je glas, zo komen er geen mieren in je limonade,
mijn kind.

Wat heb je mooie benen/ had ik maar jouw genen.

Dan wel:

Beter in vogel in de lucht dan tien in je kut.

zaterdag 29 juni 2013

Alternatieve spelling

-Een halfje bruin graag. En een zak krentenbollen.
-Anders nog? vroeg het winkelmeisje.
-Nee, zei ik. Zo heb pik kut.

dinsdag 25 juni 2013

Somehow there must be more

Interference Patterns was een magistrale kick off. Van Der Graaf Generator anno nu: zelfde intensiteit, zelfde verwondering van mens versus schepping, maar dan in 4 minuten samengebald. Childhood is een hoogtepunt zondermeer in het oeuvre van de band, jammer dat een lastpost in het publiek –dat voor het merendeel bestond uit grijze witte mannen, al dan niet met buikje– Hammill uit zijn concentratie bracht. Flight, Plague: heerlijke mastodonten van songs. En vooral Plague is subliem, al miste ik toch de saxofoon/misthoorn van Jackson in dit vuurtorenlied. Gog was een heerlijke satanische toegift met een retenstrak drummende Evans en met Hammill in de rol van de gevallen engel die komt vertellen dat het werk er al op zit. Nog altijd coole shit.

zondag 23 juni 2013

Lekkere dikke kont

Toen ik gister aan het eind van de middag in Wageningen nog voor een paar boodschapjes naar de AH liep, zag ik een jonge vrouw met een heerlijke dikke kont. Brede heupen, stevige billen, met recht wat je noemt een achterstel. Ook zij was de AH binnengegaan en terwijl ik een pak roerbakgroenten in mijn mandje deed, loerde ik of ik haar niet zag. En jawel, daar liep ze; en ik werd zo in beslag genomen door die magnifieke kont dat ik niet kan vertellen of ze een mandje had of met een boodschappenkaartje reed. Toegegeven, ze was te dik, veel te zwaar was ze; maar haar volume was stevig ingekapseld in haar vel en ze had een fris gezicht zonder onderkinnen. Bij de kassa zag ik haar weer, ze stond in een andere rij. Ze was eerder klaar dan ik, maar ging nog naar de kopieermachine, me dunkt voor een kopietje, dus ik had nadat ik had afgerekend nog tijd om haar aan te schieten. Maar wat te zeggen? “Heb je al een partner en zo niet, mag ik dan een keer op je billen kletsen en je nemen achterlangs? …ik zal een condoom omdoen. Maar gewoon voor het genoegen op zich hè, dat je je niks in je hoofd haalt. Woon je hier soms in de buurt?”

zaterdag 22 juni 2013

Bij vlagen schrijf ik best aardig

Via de Rue des Jacobins loop ik naar de Rue de la République. Als ik bij het toegangshek van het Musée de Picardie ben aangekomen, zie ik dat arbeiders bezig zijn met het graven van een diepe sleuf over de gehele breedte van de ingang. Een man met een wit boord staat erbij te kijken terwijl hij een sigaret rookt; ik vermoed iemand van het museum. Ik kan hem vragen of het museum gesloten is in de hoop en het vertrouwen daarop een negatief antwoord te krijgen, want zo’n twintig meter achter de poort zie ik de museumdeuren wagenwijd open staan. Maar de man staat op zeker vijf meter afstand van mij en de arbeiders zijn met een drilboor in de weer, zodat ik, als ik me goed verstaanbaar wil maken, zal moeten schreeuwen. Ik doe weifelend een paar stappen naar achteren om zo schijnbaar achteloos mijn gedachten op een rijtje te zetten en een besluit te nemen - wat te doen: aanspreken of niet aanspreken. Maar ik kom niet tot een besluit en ben bang dat ik ofschoon ik wat achteraf ben gaan staan in het oog loop als een potentiële museumbezoeker die de nodige stappen niet durft te zetten en ik besluit daarom tot een compromis: ik loop een blokje om, zo zie ik nog wat van de omgeving en heb ik ruimschoots de tijd om een adequate beslissing te nemen, geholpen nog door de wetenschap dat denken, zelfs indien het knopen doorhakken van muizenisformaat betreft, makkelijker gaat when walking, want legs are the wheels of thought. Rue Puvis de Chavannes, Rue Lavalard, Rue des Cordeliers en opnieuw Rue de la République. Nu zie ik bij een van de arbeiders een clochard staan, een grote vent met veel hoofdhaar en een dito uitbundige baard, druk en expressief. Tien meter voor me loopt een hippe moslima die van de clochard een roze pluchebeest te koop aangeboden krijgt; zij wimpelt hem af met een lach en loopt snel aan hem voorbij. Ik heb tien meter afstand gehouden en maak een omtrekkende beweging door de straat over te steken. Vanaf het trottoir aan de overkant neem ik de situatie nogmaals in ogenschouw. Een brede poort waaronder een gapende gleuf met arbeiders die er aan het werk zijn. Een clochard die met een andere arbeider grappen staat te maken. Een normaal mens zegt pardonnez-moi en stapt over de gleuf heen om naar het museum te gaan: de deuren, zo constateer ik andermaal, staan immers wijd open. Maar ik beschouw het museum als een onneembare veste en druip af.

zondag 16 juni 2013

Mijn Dochters en Ik

Ik ben een man van gewoontes. Zo lees ik als ik zaterdagsavonds thuis ben altijd de restaurantrecensie van Mac van Dinther in de Volkskrant op de wc. (Over eten lezen als je zit te poepen gaat heel goed, andersom is niet aan te bevelen.) Zijn huidige stukje heeft als titel Flexitarisch Feestje. Het restaurant dat in ogenschouw wordt genomen heeft een vijfgangen groentenmenu waarin vlees en vis nochtans niet geschuwd worden, bah. Als je een keer vegetarisch eten wilt, doe dat dan ook zonder vlees. Afijn, ik zat dus te poepen, het ging lekker vlot en terwijl ik dat stukkie van Mac van Dinther las, moest ik aan dat restaurant in Bergen NH denken, waar ik meer dan eens at en waar het zo fijn toeven was: Mijn Dochters en Ik. Hoewel het op internet nog een soort van spookbestaan leidt, met foutieve verwijzingen naar Bergen op Zoom en Bergen Limburg, is het allang ter ziele en dat is jammer. Het bestaat echter nog in mijn hoofd. Midden jaren negentig meer dan eens een zomers weekje toeven in Bergen en dan dat restaurant vinden, even buiten het dorp. Een restaurant met meer vegetarische dan vlees- en visgerechten. Een restaurant waar hippe en relaxte mensen aten. Een restaurant dat niet voor niets Mijn Dochters en Ik heette. Want de dochters deden de bediening. Een dochter vond ik nogal sexy en naar haar keek iets te vaak zodat ze het wel in de gaten had dat ik keek hoewel ik eigenlijk te verlegen was om te kijken. En ze leek het niet eens erg te vinden dat ik keek, al had ze tegelijkertijd iets ongenaakbaars. Maar zelfs als ze niet iets ongenaakbaars had gehad, had ik haar niet durven benaderen, want ik was daar niet erg sterk in midden jaren negentig, in mensen benaderen.

maandag 10 juni 2013

Tussen spiegels

Las vandaag Tussen spiegels geboren, een interessant artikel in de Groene Amsterdammer waarin Nina Polak twee boeken bespreekt: How Literature Saved My Life van David Shields en Living, Thinking, Looking van Siri Hustvedt. Shields is een romandoodverklaarder, Hustvedt juist een pleitbezorger voor de roman. Het is met name Shields die aan bod komt in het artikel; zijn beweegreden worden uiteen gezet en geanalyseerd. Ik bespeur bij mijzelf ook steeds meer wantrouwen richting de strak gecomponeerde roman; de schrijver ervan moet van goeden huize komen wil hij ermee op mijn instemming kunnen rekenen. De echtgenoot van Siri Hustvedt, Paul Auster, is typisch zo’n voorbeeld van iemand die naar Shields zou moeten luisteren. Zijn romans, zeker diegene waarin de personages voor levensecht moeten doorgaan, zakken dikwijls door het ijs, terwijl zijn non-fictie werk, zijn betekenisliteratuur, The Invention of Solitude, Hand to Mouth, Winter Journal, soms prachtig proza oplevert. “Zo ver als Hustvedt haar nek uitsteekt naar onbekende gebieden…” schrijft Nina Polak. Is dat jezelf een dichterlijke vrijheid veroorloven of slordigheid? Hoe dan ook, niet mee inzitten, boeit niet, geeft mij de gelegenheid om dit stukje quasi achteloos af te sluiten met een citaat van Auster uit een van de meest cruciale teksten uit Winter Journal, waarin de schrijver vertelt over het bizarre auto-ongeluk waarin hij met zijn gezin betrokken raakt en waarbij gevreesd wordt voor zijn vrouw Siri haar mooie nek: “After two Cat scans and a number X-rays, the doctors announce that no bones are broken in your wife’s back or neck. Happy, all of you happy, then, in spite of this brush with death, and as you leave the hospital together, your wife jokingly reports that the doctor in charge of conducting the CAT scans told her that she had the most perfect, most beautiful neck he had ever seen.”

zaterdag 8 juni 2013

Schrijversmantel

Meestal vind ik de column van Marja Pruis in de Groene maar zo zo, een beetje mutsenproza om het oneerbiedig te zeggen, maar ditmaal las ik haar stukje met grote instemming. “Niets is zo lastig om te bepalen of iets of iemand echt is, en toch is dat uiteindelijk het doorslaggevende element om iets wel of niet te omarmen. Of ik zeg het verkeerd: het bepalen is niet het probleem. Ik denk het altijd wel te weten, met tamelijk grote zekerheid. De kwestie is eerder het aan anderen duidelijk te maken; hoe doe je dat zonder de verdenking op je te laden een zuurpruim te zijn, een scherpslijper.” Ze zegt het inderdaad verkeerd, want je weet al vlug of iets authentiek is of niet. Voor de goeie orde, Marja Pruis heeft het over Tommy Wieringa, aan wie ze een paar sneren uitdeelt. Bij Tommy Wieringa denk ik ook meteen fake. Eind vorig jaar hoorde je in het reclameblokje na het Journaal op Radio 4 Tommy nog weleens een fragmentje uit zijn roman voorlezen. Twee of drie zinnen en je wist meteen: dat is effectbejag, maniërisme. Daar haal ik mijn neus voor op, hoofdstukken strak als buxushaagjes of niet. Libris-prijs of niet.

zaterdag 1 juni 2013

Schrijversk(l)iek

Vanochtend – net uit bed, sufferdesufsuf naar de plee om te plassen – schrok ik me het leplazarus: aangestaard werd ik, brutaal aangestaard door vijf lelijke koppen..! Vanaf de deurmat keken ze me onverdroten aan, en sommige nog hautain en geringschattend ook..! Het was de foto op de cover van het Volkskrant Magazine dat zich uit de krant zelf had losgemaakt, die mij deze onplezierige verrassing bezorgde. Toen ik enigszins van de schrik bekomen was (en gepist had) nam ik het blad van de mat en bladerde door naar de plek waar er nog vijfentwintig van die scribenten te zien waren – en plotseling drong het tot mij door waarom het nooit wat geworden is met die schrijverij van mij: ik ben gewoon niet lelijk genoeg..!

Boom

“Ik dacht aan een verhaal waarin een boom centraal staat. Een boom in een dorpshart bijvoorbeeld en dan die boom op zijn oude dag zijn verhaal laten doen van wat hij niet allemaal heeft meegemaakt, al die dingen waarvan hij de stille getuige is geweest. Vertelt ie hoe alles veranderd is in al die jaren, dat ie de tijd van paard en wagen nog heeft meegemaakt en zo. Maar ook een ernstig ongeluk, waarbij die zelf nog betrokken is geweest, een dronken automobilist die veel te hard gereden had en tegen hem was opgebost… Hij, de boom, had het overleefd… Lieflijke herinneringen ook, jonge paartjes die onder de beschutting van zijn lover hebben staan zoenen, en pikanter, diep in de nacht na afloop van een wild dorpsfeest, tegen zijn stam hebben geleund al nageslacht verwekkend… Tuurlijk en waren ook honden die tegen hem aan plasten - en niet alleen honden! Maar er was ook een jongen, een kind van een jaar of zeven, dat aan de voet van zijn stam en tussen zijn wortels een schat begroef, een dichtgebonden sigarenkistje met daarin Duitse marken en Franse franken en glazen kralen in allerlei kleuren en zelfs een zilveren armbandje… -Lijkt je dat geen mooi origineel uitgangspunt?”
“Welnee, is al zo vaak gedaan. Levenloos voorwerp als stille getuige. Tamelijk oubollig.”
“Maar een boom is toch geen levenloos voorwerp?”
“Nee dat is waar. Toch ben ik er zeker van dat ook dat al eens eerder is gedaan. Ik ben alleen niet belezen genoeg om het met vindplaatsen aan te tonen.”
“Nou jammer dan. Ik vond het een goed idee…”
“Helaas pindakaas.”
“Dan stap ik maar weer eens op.”
“Dat is best. Geef je de vrouw een beurt van me?”
“Dat zal ik doen. In de kut of in de kont?”
“Doe maar een keer in de kont.”

zondag 19 mei 2013

Jalousie de métier

Van Bril heb ik begin jaren negentig wel eens een romannetje gelezen, dat best aardig was, een beetje autobiografie uitgerekt tot romanproporties, van dat werk, om met Bril te spreken, en ik herinner me een gedichtje van hem: kut/of kont/of gaan we slapen, weinig verheffends, geen dichter aan verloren gegaan. Een man van hartstochten of grote bevlogenheid is Martin Bril ook nooit geweest, meer een van typisch Hollandse nurksheid. Dat ie op den duur dan toch van die mooie columns is gaan schrijven, geeft aan dat hij zijn vorm gevonden had. Die doorkijkjes op Holland zijn literaire evocaties waar Dirk van Weelden menig puntje aan zuigen kan, geen producten. Zou Dirk van Weelden gewoon niet een beetje erg jaloers zijn op het succes van Martin Bril, en niet eens perse omdat Bril meer succes had maar vooral omdat het hem wel is gelukt wat Dirk van Weelden niet is gelukt: namelijk uit te kristalliseren als schrijver? Als ik af ga op de her en der geciteerde fragmenten, (want dat boek ga ik echt niet lezen, zonde van mijn tijd) schrijft Van Weelden zoals ie praat en dat werkt niet aanmoedigend. Bovendien heeft het iets valserigs, wat Daniëlle Serdijn in de Volkskrant ook aanstipte. Bril als de man die een knieval maakte voor het grote geld en Van Weelden als de nooddruftige romantische kunstenaar, die offers durft te brengen voor de kunst. Ja lekker makkelijk als moeder de vrouw de kost verdient. Heb ik het nog niet gehad over die potsierlijke anagrammen. Brent Ramli? David Kennerwel? Kom aan zeg. En dan ook nog jezelf ophemelen en bewieroken in de derde persoon, wat een sneue bedoening.

maandag 13 mei 2013

The hidden cow

Mensen die mij kennen, weten dat ik een filosofische natuur ben. Toen ik vanochtend naar mijn werk reed, vroeg ik mij ineens af of een koe weleens klaarkomt. Ik ben geen crack in zoölogie, maar een koe is een zoogdier en zal dus wel over een clitoris beschikken. De vraag is of die clitoris ooit voldoende gestimuleerd wordt voor een loeiend koeienorgasme. Ik bedoel als de koe al het genoegen mag smaken door een stier bestegen te worden, dan zal de koe aan de clitoris weinig wrijving ervaren, aangezien stier en koe niet buik aan buik paren. Ook als de koe ’s avonds op stal staat en hete gedachten haar koeienhersens teisteren, is ze met haar hoeven niet in staat tot een lekker potje vingeren, gesteld dat ze er al bij zou kunnen. Triest triest triest, dacht ik, want ik vind koeien lieve zachtmoedige dieren die ik graag de sensatie van een spetterend orgasme gun. Maar toen moest ik denken aan die plaat van Tool waar ik midden jaren negentig zo geïntrigeerd door was dat ik het kunststof doosje van de CD sloopte om te kijken wat er achter het grijze ribbelplastic verborgen zat. Dit dus. Laat die koeien maar schuiven!

dinsdag 30 april 2013

Repressieve tolerantie

Repressieve tolerantie, kent u dat begrip nog? Zelden werd hier een beter staaltje van gegeven dan gister bij Pauw en Witteman. Troela Terpstra aan tafel, die papzak van de Telegraaf, de journaliste die de antecedenten van Maxima had opgeduikeld toen Willem-Alexander voor het eerst in Zuid Amerika op vrijersvoeten was, een quasi-kritische neerlandicus en tussen Herman Pleij en Job Cohen ingeklemd Johanna zonder achternaam. Herman Pleij, doodmoe word ik van die man. Je kunt de tv niet aanzetten of hij zit weer overenthousiast en zogenaamd geestig dingen in een historische context te plaatsen. Dat hij met de stand van zijn ogen de hele tafel bij Pauw en Witteman kan overzien is hem niet genoeg. Als hij aan het woord is, moet hij ook zo nodig brede handgebaren maken, zodat Joanna met haar niemand-is-illegaal-shirtje helemaal in de verdrukking komt te zitten. Gelukkig heeft ze Job Cohen nog, de republikein, die haar te hulp schiet als die dikke Terpstra verontwaardigd reageert op Willempje Prik. Laat die kinderen toch! Zolang ze geen stenen gooien is het toch goed?

zaterdag 27 april 2013

Bel-Ami

In Parijs heb ik op Cimetière de Montparnasse halfslachtig en vruchteloos naar het graf van Guy de Maupassant gezocht. Als goedmakertje ben ik toen ik thuiskwam in Bel-Ami begonnen. Allereerst: wat een verademing om na een stroperig academisch voorwoord van dik twintig vagina’s de eerste zinnen van de meester zelf te lezen! Heldere taal, beeldende taal, geen stoplappen, geen nodeloze opsmuk, maar zeker ook geen karigheid: gewoon het juiste woord op de juiste plaats en dat met enige zwier. Intussen ben ik ongeveer halverwege et je me régale. George Duroy, dit Bel-Ami, is een armoedige streber die dankzij zijn knappe voorkomen tot welstand komt, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Het knappe van de roman is dat Duroy geen sympathiek heerschap is noch zeer antipathiek, let’s say vooral pragmatisch en niet al te scrupuleus (zonder dat ie nou meteen over lijken wil) en dat dat desondanks geen flat character oplevert, maar iemand van vlees en bloed met wie je meeleven kutn. (Ik bedoel uiteraard kunt maar kutn is weer eens wat anders.) Komt bij dat Guy de Maupassant de mensheid met dezelfde vileine blik beziet als zijn leermeester Gustave Flaubert, de samenleving wordt nogal eens op de hak genomen, er valt kortom ook heel wat te lachen. Like said, je me régale. En nu ga ik een grote dikke drol van stront bakken, want dat moet ook gebeuren.

maandag 15 april 2013

Clochard

Tegenover Brasserie Lipp leunt een clochard moeizaam tegen een plataan. Hij frommelt zijn gulp open en doet erg lang over een plas. Is zijn prostaat net zo groot gegroeid als zijn baard? Wat een zwaar leven..! Hij is denk ik de vijftig net gepasseerd; hij heeft nog wat jaartjes voor de boeg. Wat houdt hem op de been? Welke vergezichten maken dat hij niet gewoon het bijltje erbij neergooit? Of maakt een dagelijkse fles wijn zijn leven dragelijk?

zaterdag 6 april 2013

Rafelranden

Nog een gratis boekje gelezen deze week: Rafelranden van de Moraal van A.H.J. Dautzenberg. Ten opzichte van het niemendalletje van Kees van Kooten een stuk interessanter, dat sowieso. Het is een soort van activistisch boekje met een opsomming van het “opzienbarends” dat de schrijver in de aflopen tijd teweeg heeft gebracht. Want Dautzenberg heeft een nier afgestaan (waar ik een diepe buiging voor maak), hij is nadrukkelijk in de bres (pun intended) gesprongen voor mensen die het met kinderen willen doen (moedig) en heeft een interview met Arnon Grunberg half en een interview met Lemmy Kilmister helemaal gefabuleerd. Er zit een soort van maatschappijanalyse in dat boekje, die misschien als volgt samen te vatten is: Deze tijd is veel benepener dan die van een paar decennia geleden, het lijkt wel of we terug zijn in de jaren vijftig en dat komt door de economische crisis, daar moet een zondebok voor gevonden worden en dat zijn de pedofielen. Verder heeft de schrijver het niet op realisme begrepen en staat het verkennen van de grens tussen fictie en werkelijkheid nadrukkelijk op zijn program. Dat zal wel de reden zijn dat hij dit reportageachtige boekje een novelle noemt.

Verderkijker


De Verrekijker is een boekje waarin de zoektocht naar de oorsprong van een verrekijker een kapstok is voor quasi-ironische overpeinzingen, grappenmakerij en fantasmen. Vroeger was alles beter. En de zoon van Kees van Kooten mocht al op zijn derde jaar in een lange broek. Kneuterigheid troef. Woordspelingen: “Verderkijker.”“Samenkleving.” “Pijnwaar.” “Grenadinejagers.” “Ik zit graag rond middernacht aan de keukentafel met de radio en de televisie uit maar met een fles wijn aan.” Er zullen genoeg mensen zijn die zoiets onderhoudend vinden. Met literatuur heeft het evenwel niets te maken.

Stationsplein

Het was zondagavond en nogal koud. In de treincoupé had achter mij een man van in de vijftig met licht getinte huid gezeten en met naar later bleek een licht accent dat eveneens op een exotische afkomst duidde. Ik stond voor het station contemplatief een sigaretje te roken toen hij naar mij toe kwam gelopen. “Weet u wanneer bus komt?” “Ik stap hier nooit op de bus. Maar waar moet u naartoe?” “Naar Beneden Leeuwen.” Ik loop met hem mee naar het busstation en wijs hem op een joekel van een lichtkrant, waarop staat aangegeven hoe lang het duurt voordat de bus arriveert. “Kijk, Druten, die moet u hebben.” “Waarom vierenveertig?” “Het duurt nog vierenveertig minuten voor de bus komt.” “Ah! Maar het is koud. Is hier een café?” Ik wijs hem een Grieks restaurant met cafetaria waar hij een koffietje drinken kan. Hij vraagt of ik ook moet wachten maar ik zeg nee, ik rook een sigaretje en kijk naar het plein en de lichtjes en probeer door te dringen tot de kern ervan, dat geeft een plezierig gevoel van loskomen van je eigen strevingen, Schopenhauer noemt dat het schouwen van het willoos subject, althans dat is wat de vertaler ervan gemaakt heeft, - hoe Schopenhauer het zelf formuleerde weet ik niet want mein Deutsch ist nicht sehr gut.

zaterdag 23 maart 2013

Boekenkast

Tegenwoordig openen ze het boekenkatern van de Volkskrant met een inspectie van iemands boekenkast. Dit keer is het de beurt aan Mai Spijkers die rijk is geworden met Vijftig tinten grijs. Ergens halverwege het interviewtje staat: “Maar hij is ook een zenuwenlijder die paranoia is dat ie iets over het hoofd heeft gezien in die vijver waar al zo veel hengels in liggen.” In de literaire bijlage van de kwaliteitskrant is dus iemand paranoia. Nou vraag ik me af: a. zou die gladdekker van een Mai Spijkers het misschien zo geformuleerd hebben waarop Daan Dijksman het klakkeloos overgenomen heeft? b. heeft die Daan Dijksman die dat stukje getikt heeft geen redacteur om hem op zijn vingers te tikken? c. of ben ik nou gek(-te) en kan men paranoia zijn in plaats van paranoïde? Maar dan moet je toch ook schizofrenie kunnen zijn en waanzin en psychose?

zaterdag 16 maart 2013

Boekenweek

Ik ben zo lamlendig als iets heel lamlendigs. Vanmiddag heb ik koffie gedronken met een vriendin en daarna zijn we naar de boekwinkel gegaan om een boek te kopen. Die boekenweekgeschenkboekjes zijn negen van de tien keer zonde van je tijd – toch wil ik het hebbe. Dan sta ik in zo’n boekwinkel en er is niet een roman die ik kopen wil. Geen zin in vertalingen. Geen zin in al die Nederlandse halftalenten. In de Volkskrant kreeg Jan van Aken vijf sterren voor zijn nieuwe roman, maar die recensie las ik met argwaan. Want geschreven door Bert Wagendorp die nooit recensies schrijft of het moet over een roman van Jan van Aken zijn, daarvoor maakt hij graag een uitzondering. Is dat een vriend van hem of zo? Ik hoor/ lees nooit wat van Jan van Aken. Dat ik hem ken, komt exclusief door Bert Wagendorp. En misschien schrijft Jan van Aken wel heel verdienstelijke historische romans, wie weet, maar ik vind het toch een te groot risico. Uiteindelijk maar Winter Journal van Paul Auster gekocht. En ondanks Engelstalig toch boekenweekgeschenkdingetje gehad.

dinsdag 12 maart 2013

Grieperdepiep

Ik heb grieperdepiep. Mijn lichaam doet rillerderil. Nu de ergste hoofdpijn achter de rug is, lukt het me om een paar woorden te tikken. Motivatie daar schort het aan evenwel, en ook de inspiratie laat het afweten, om nog maar te zwijgen van de overtuiging want ook daaraan ontbreekt het ten enenmale. Ik ben begonnen met lezen in Onbewaakt Ogenblik. Met wat goede wil is het sympathiek te noemen, maar daar is alles mee gezegd. Gekocht dat boek omdat er een “essay” over Modiano in staat, bon, dat heb ik al uit. Ik ga naar Parijs volgende maand. Stel ik loop Patrick Modiano tegen het lijf in een café of zo, wat zal ik dan tegen hem zeggen? “Monsieur, vous êtes Patrick Modiano, n’est-ce pas? Je suis un grand admirateur de vous. J’ai lu presque tous vos livres en Français. C’était merveilleux ! Merci à vous. » Maar wellicht herinnert hij zich het Vlaams uit zijn kindertijd en kan ik hem gewoon in het Nederlands aanspreken….

zaterdag 2 maart 2013

De liefde

Een vriendin gaf mij het blad De Liefde te leen. Achterop staan de volgende aanbevelingen. ‘“Ik denk dat ik mijn vrouw de deur uitdoe en alleen nog maar De liefde lees.” Ronald Giphart, schrijver. “Een blad over de liefde? Dat lijkt me de beste uitvinding sinds het wiel.” Peter Buwalda, schrijver.’ Daar zakt je broek toch van af? Halina Reijn staat met haar dikke kont in een doorschijnende onderbroek met verder niets aan op hoge hakken in een soort van Franse tuin, foto in zwart-wit, heel artistiek. Ze wil getemd worden door een bankdirecteur of zo.

Een kopje koffie

Niet zelden, zeg maar gerust behoorlijk vaak, drink ik op zaterdagmiddag na mijn zwemtraining een warme chocolademelk gevolgd door een koffie in dit of dat café. Ik lees dan meestal de boekenbijlage van de Volkskrant, krabbel wat in mijn mollenvel, heel jofel allemaal. Maar dan komt het moment dat ik mijn warme choco op heb en een koffie wil bestellen. “Mag ik een koffie?” vind ik niet kunnen, ik heb immers al iets gedronken. Maar “Mag ik nog een koffie?” vind ik eveneens merkwaardig, want het is de eerste koffie die ik bestel. Als je in Frankrijk zin hebt in een tweede bakkie, vraag je om “un autre café.” Ook zoiets. Alsof die eerste niet goed genoeg was…

vrijdag 1 maart 2013

powwutrie in proos

Onaf proza gedicht dat behalve door zijn openlijk beleden onafheid opvalt door zijn ontstellend lange piemel die nochtans niets van de inhoud blootgeeft (tenzij door een Freudiaanse verspreking)

Masturberen is goed voor een mensaap. Vooral in mijn jonge jaren heb ik heel wat af gemasturbeerd. Ik weet nog goed dat ik in 1993 (of was ’94?) in Nader tot u (of was het in Op weg naar het einde?) las dat Gerard Reve zich op een dag zeven keren had afgerukt en dat ik dacht, dat kan ik ook – en ik kon het ook! Toegegeven: aan de zesde en zevende keer beleefde ik nauwelijks nog plezier, maar een prestatie was het, en dat telt. Zo heb ik toch nog iets gepresteerd in mijn leven.

Synoniem voor prestatie of presteren.

zondag 17 februari 2013

Spinvis in Junushoff

Een optreden inleiden met een geluidsopname van Tommy Wieringa die een pseudoliteraire tekst uitspreekt, dat kan Spinvis voortaan beter achterwege laten. Ben sowieso allergisch voor die Wieringa meneer, maar als die dan met een soort van warme intonatie een soort van intieme dingen zeggen gaat in soort van spreektaalstijl met woorden als geil en pik en de klok doet tik dan rijzen mijn haren helemaal ten berge, gatverdamme. Heb een beetje zitten letten op de teksten van Spinvis tijdens het luisteren en ik denk dat ik er wel uit ben: hij maakt poëzie van het prozaïsche. Heel veel beeldmateriaal is ontleend aan alledaagse gebeurtenissen, klein leed, verborgen verdrietjes die groter drama doen vermoeden. Ook bijzonder veel imperatieven trouwens.

Broekrok


Met mode heb ik weinig tot niets, toch lees ik ’s zaterdagsavonds als ik op de plee een dikke drol van stront zit te draaien graag de stijlrubriek van Cécile Narynx. Niet alleen heeft zij een heerlijk hautain hoofd dat veel liederlijkheid doet vermoeden, ze komt ook nog heel aardig uit haar woorden. Heel subtiel –en soms minder subtiel, maar toch altijd met finesse- zeikt ze BN’ers af, of – maar dat slechts zeer sporadisch – steekt ze met zwier een veer in de kont.

Ik mag dan weinig tot niets met mode hebben, toch zou ik, als ik het niet zo druk had met andere zaken, het serieus overwegen om met een broekrok voor keepers op de markt te komen. Waar zich een gapend gat tussen de benen van een keeper bevindt - denk aan hoe Vitessekeeper Piet Velthuizen zich twee weken terug tussen de benen door spelen - , daar bevindt zich ook een groot gat in de markt.

zondag 3 februari 2013

Leve de republiek

Wat laten die linkse lui –als ze eenmaal gearriveerd zijn– zich toch makkelijk inpalmen door die oranjekliek. Eerst de voormalig hoofdredacteur van de Groene, Martin van Amerongen, die zich maar wat graag door Bernhard liet fêteren en nu weer Henk Hofland die in datzelfde weekblad Beatrix een veer in haar kont steekt. Hoe komt dat toch? Is het nou echt zo fijn dat je je kunt laten voorstaan op een gesprekje met de koningin? Of dat bij het diner na afloop van een “kunstzinnige bijeenkomst” een lakei komt melden dat Claus naast je zitten wilt en dat je ‘m even later zelfs samen met diezelfde Claus “gesmeerd” bent, verlost van de “officiële bedomptheid” en “in de frisse buitenlucht”? Spannend hoor, zeker de stropdas afgedaan en een sigaretje gerookt zo met z’n tweetjes… Ik houd er niet van, van dat in de kont kruipen van die oranjes. Ik heb het sowieso niet zo op die oranjes. Iets waarvoor je tegenwoordig trouwens kunt worden opgepakt. Dikke schande.

maandag 28 januari 2013

Schijtlezen nummero zoveel

De stront gleed weer soepeltjes uit de kont en terwijl ik genoot van een gebenedijde stoelgang, las ik de column van H.J.A. Hofland in de Groene Amsterdammer: Gevaarlijk bondgenootschap. Als je even bijgepraat wilt worden over de toestand in de wereld –voor zoverre die ons Westerlingen aangaat - dan is niets zo verhelderend als het proza van Henk Hofland. Obama doet het goed, roeiend met de riemen die hij heeft, en Netanjahoe kan het beter uit zijn hoofd laten om een preventieve aanval op Iran te doen, zo is het maar net.

zaterdag 26 januari 2013

Stofzuigen

Vanavond heb ik boven gestofzuigd. Kun je bij huishoudelijke klusjes als de vaat doen en de was ophangen fijn naar muziek luisteren, bij stofzuigen is dat iets lastiger omdat de stofzuiger zelf zoveel lawaai voortbrengt. De muziek lekker hard zetten helpt. En even de stofzuiger uit als Peter Hammill die magistrale overgang doet van

As I crawl out further on the limb
something tells me I am crawling

Naar:

in to unknown prophecies and lives
the rainbow's end is hemmed around with knives....

zaterdag 19 januari 2013

Zakdoek

Vanochtend nadat ik bij de bakker was geweest, maakte ik nog een kleine wandeling over de Waalbandijk. Ik werd ingehaald door een jogster met strak zwart nylon broekje. Deinende billen: ik was een en al oog. Een wat oudere hond uitlatende man kwam me tegemoet en in een ooghoek zag ik dat hij mij kijken zag, als je me nog begrijpt. Om me een houding te geven, maar ook omdat ik echt mijn neus snuiten moest haalde ik uit mijn broekzak mijn zakdoek. Net voordat ik snuiten wilde werd ie weggekaapt door de wind. Daar ging mijn zakdoek, het luchtruim in. Grappiger zou geweest zijn wanneer ie in het gezicht van honduitlaatman gewaaid was, praktischer ook want dan had ik hem terug kunnen vragen. Maar nu landde ie halverwege het talud. Zestien jaar geleden van mijn moeder cadeau gekregen met Sinterklaas, een mooie witte zakdoek met initiaal en blauwe bies. Ik probeerde nog naar beneden te lopen om hem te pakken, maar ik zakte enkeldiep weg in de sneeuw. Fuck it, dacht ik. Thuis ligt er nog een met grijze bies.

Neus

De schrijver van Bonita Avenue heeft een heel grote neus. Dat zag ik in 2011 toen ik in Vlissingen was met D. We aten in De Gevangentoren, het enige enigszins redelijke restaurant dat Vlissingen telt, en omdat De Gevangentoren het enige enigszins redelijke restaurant is dat Vlissingen telt, at de jury van het Film by the sea festival daar ook. In die jury ondermeer Peter Buwalda, die ik eerst niet had zien zitten omdat hij achter zijn neus schuilging, waaraan ik hem in tweede instantie herkende, dat dan weer wel. Wie ik wel meteen opmerkte was Sylvia Hoek, die in werkelijkheid even mooi en frêle is als op het witte doek. Diezelfde Sylvia Hoek mocht later dat jaar een keer aanzitten bij DWDD om dat boek van Peter Buwalda te bejubelen. Ze had hem leren kennen bij de jury van etc… Trouwens wat een zelffeliciterend en incestueus programma is dat toch, die DWDD: echt VARA/PVDA. Die tuthola van een Gerdien Verbeet was van de week weer “tafeldame”, en die mocht dan Martijn van Nieuwkerk feliciteren met dat ie omroepman van het jaar geworre was en daarna gingen ze aan tafel met allemaal andere tafeldames en –heren, gezellig babbelen over mensen die iets op te biechten hadden, lekker actueel i.v.m. Lance Amstrong en Oprah Winfrey. Trouwens, ook vorig jaar was Peter Buwalda in Vlissingen. Ik zat met een date in een stranttent te eten, kijk ik om, zie ik wederom Peter Buwalda zitten. “Kijk, daar zit Peter Buwalda, van Bonita Avenue,” zei ik nog. Maar ze kende Peter Buwalda niet.

Practical joke

Wat doet die thee hier op het aanrecht?
O, die staat te trekken.
Ik leg er een tissue bij.
Waarom leg je er een tissue bij?
Hij staat toch te trekken?

woensdag 9 januari 2013

Grappig zijn

Mijn jeugdvriend P. is in zijn leven tenminste twee keer geestig geweest. De eerste keer was toen hij net als ik een ventje was van een jaar of tien. Een auto stopte en een keurige heer vroeg ons de weg. P. legde uit hoe hij moest rijden. Dankjewel jongens, zei daarop het heertje. Niks te danke, gif mar un tientje, was P. z’n commentaar. De tweede keer dat P. in zijn leven grappig was, vond plaats tijdens de keuring voor militaire dienst. Aan P. werd gevraagd bij welk legeronderdeel hij het liefst zou worden ingedeeld. P: Bij de liggende vrèters. Twee keer, zeg ik, maar dan vergeet ik P. zijn geniale verbastering van de naam van ons docent maatschappijleer. De man heette Euwema. Bij P. werd dat Uienvla.