maandag 27 januari 2014

Imiteren

Ik loop over de Waalbandijk en word ingehaald door twee skeelerende kinderen, een meisje van een jaar of twaalf, een jongen van een jaar of tien. De jongen stopt met skeeleren en gaat in kleermakerszit in de berm zitten; hij legt zijn handen met de handpalmen naar boven op zijn knieën. “Jasper, doe normaal,” zegt het meisje. “Ik doe normaal,” zegt Jasper. “Ik imiteer.” “Wat?” zegt het meisje, dat vast zijn oudere zusje is. “Ik i-m-i-te-er!” zegt Jasper geïrriteerd. “Je mediteert, zul je bedoelen. Maar doe normaal. Zie je niet hoe die meneer naar je kijkt?”

maandag 20 januari 2014

Hap Slik Weg

Er komt stront uit mijn kont. Daar is niets mis mee, want ik zit op de wc. (Remco Campert introduceerde het fenomeen eetlezen, ik, langgeleden al, het schijtlezen.) Ik schijt en ik lees het interview dat Greta Riemersma Kristien Hemmerechts afnam. (Een stekelig interview; die Riemersma is niet naar Antwerpen afgereisd om te pleasen.) Maar to the point. In de nieuwe roman van Hemmerechts moet de naar Michelle Martin gemodelleerde hoofdpersoon oesters eten om sperma te leren doorslikken. GR vraagt: “Hoe verzin je zoiets.”KH antwoordt: “Dat hoort bij mijn vak (…)” Afijn, college over show, don’t tell (gaap). Maar waar het mij om gaat: wat een gelul! De meeste dames slikken toch met graagte het zaad van hun bedpartner door, kom aan zeg. Ik heb in mijn leven maar een keer de lakens gedeeld met een juffrouw die niet slikken wilde, zelfs niet pijpen wilde, maar de andere dames smulden ervan. Het is geen stront of zo, het is sperma, het witte goud, eiwitten en vitamine B12, hartstikke gezond! En heb glibbert zo je strotje door, stel dat je het onverhoopt toch niet lekker vinden zou. (Tip: zet je partner op een groentedieet, beter voor de smaak, beter voor het milieu en het dierenwelzijn.) Maar oefenen met oesters… dat is iets voor malle romanpersonages.

vrijdag 10 januari 2014

Voyage au bout de la nuit

Als je met je leven op een dood spoor zit, is er voor enig soelaas altijd nog de literatuur. Zo las ik begin deze week Dwaallicht van Willem Elsschot. Wat een puntgaaf verhaal! En wat heb ik ervan genoten. Ik denk dat dat behalve aan de geweldige taalbehandeling van Elsschot, zijn humor en zijn empathie ook zeer aan het onderwerp ligt: een nachtelijke voettocht door de grote stad. Het bracht me meteen Mijnheer Frits en juffrouw Lenie van de eveneens onvolprezen Heere Heeresma te binnen en ook moest ik denken aan Kubricks laatste en wellicht mooiste film Eyes wide shut, beide kunstwerken die met een gang door de nacht een werdegang verbeelden. Maar het gaat mij niets eens zozeer om die werdegang. Het gaat me om die gang door de nacht, die, aan de hand van de juiste schrijver, of filmer, een soort van virtuele wandeling wordt,een magische wandeling, die je maakt vanuit je luie stoel of liggend op je nest met een flinke brok chocola in je bakkes.

zondag 5 januari 2014

Der Todt ist ein Meister aus Deutsland

Droomde vannacht over een Duitse officier die bij ons was ingekwartierd; hij sliep bij mij in bed. De droom had ontegenzeggelijk iets homo-erotisch ofschoon de Duitse officier een kut bleek te hebben, hetgeen normaliter het voorrecht –en het kenmerk– is van een vrouw. Het kan ook zijn dat ik op zoek was naar zijn kut, zonder dat hij daadwerkelijk over een kut beschikte, daar wil ik af zijn. Afijn, behalve de Duitse officier hadden we ook nog een onderduiker in huis en toen de officier dat ontdekte wilde hij de onderduiker gaan aangeven. Om dat te voorkomen vermoordde ik de Duitser met de kris die ik eens, niet in dromenland maar in de wakende wereld, in de berm van de weg vond.

Een gevoelige snaar

In de trein: Er zit een vrouw van achter in de veertig tegenover me. Ze leest de NRC en heeft een vioolkoffer tussen haar magistrale knieën geklemd. “Is dat een viool waarop ik jaloers ben?” wil ik vragen. Maar ik durf het niet.

zaterdag 4 januari 2014

Een Ontgoocheling

Ik lees momenteel Een Ontgoocheling van Willem Elsschot. Dat is een groot genoegen. Elsschot schrijft helder en efficiënt, zonder Vlaamse overdaad, en toont zich een onberispelijk stilist. Het doel dat hij zich als schrijver stelt, is het aantonen van het menselijk tekort. Dat doet hij door zijn verhalen iets kluchtigs mee te geven. Net als bij Flaubert zijn z’n personages platter dan in het echte leven, ze krijgen al gauw iets karikaturaals. Dat is zondermeer effectief en de uitvoering ervan bewonderenswaardig. Toch houd ik meer van schrijvers die de mens in al zijn naaktheid tonen zonder die naaktheid te verhullen –of te accentueren! –met ironie. Denk aan Strindberg met zijn Inferno, denk aan Gérard de Nerval met zijn Aurélia.