zaterdag 26 september 2015

Leve de poëzie

Paul Verlaine was een groot dichter. Ik treed graag in zijn voetsporen. Wat te denken bijvoorbeeld van dit fijnzinnig tweeluik:

Samenzijn

mijn lul is hard
jouw kut is nat
het feest
kan beginnen


Allenigheid

niemand om mee te spelen
helemaal alleen
zit ik achter het beeldscherm
en trek aan mijn derde been

De kenners onder u herkennen in de ontbrekende interpunctie de invloed van Guillaume Apollinaire.

vrijdag 25 september 2015

Ton style est ton cul

Stijl is alles in de literatuur. Dat blijkt ook weer nu ik afwisselend in twee boeken lees. Het ene is een bij elkaar geveegde verzameling reisproza van Bob den Uyl, het ander een “monografie” over Paul Verlaine plus een paar aanverwante teksten van Stefan Zweig. Vooropgesteld, ik lees het proza van Den Uyl met plezier. Het is nauwkeurig, geestig, een beetje sikkeneurig ook – een schrijver kortom die -volgens de blurb op de kaft- bij Martin Bril in de smaak viel. Maar meer dan driehonderd pagina’s van dat proza achter elkaar is als het leegeten van een te grote zak chips: op het laatst is het niet meer lekker en word je misselijk. Hence de afwisseling. En die pakt goed uit. Verkneukel ik me soms bij Bob den Uyl, of geniet ik ronduit van zijn proza, bijvoorbeeld wanneer hij eindeloos divergeert en van de hak op de tak springt en zichtbaar plezier in het schrijven schept, bij Zweig ervaar ik esthetisch genot. Je hebt schrijvers en Schrijvers, laat ik het zo zeggen. Zelfs wanneer er geen sprake is van oorspronkelijk scheppend werk, kan het grote literaire talent van een schrijver tot uiting komen, als hij maar schrijft over wat hem begeestert, in het geval van Zweig dus de poëzie en de persoon van Paul Verlaine. Het is een hovaardig vooroordeel, maar ik vermoed dat Bob den Uijl niet heel ontvankelijk was voor de lyriek van Verlaine. Dat merk je aan zijn temperament waarvan zijn stijl de weerslag is (de stijl van een schrijver zegt dikwijls heel veel zo niet alles over temperament en persoonlijkheid van een schrijver). De grondtoon van Den Uyl is er een van ironie, van neem het allemaal maar niet te serieus, en ook van laat mij u vermaken. Zweig, die ik in het Frans lees want ik ben het Duits niet machtig, dus ik moet eigenlijk spreken van Zweig, vertaald door Corinna Gepner; maar ik voel aan mijn water dat Gepner heel goed werk afgeleverd heeft, want het proza is delicaat en precies en zonder het minste horten of stoten; Zweig dus schrijft niet om iemand te vermaken en heeft ook geen behoefte om grappig te doen, dat zou niet eens in hem opkomen. Maar wat hij doet is met heel veel liefde en adoratie schrijven over iets wat hem aan het hart gaat en hij toont zich daarbij heel oordeelkundig. Alles wat hij zegt over Verlaine maakt op mij onmiddellijk een aannemelijke indruk. Dat Verlaine een vrouwelijke kant had, is geen opzienbarende bewering. Maar daaruit zijn karakterzwakte verklaren, zijn fatalisme en zijn drankmisbruik, dat is bijvoorbeeld een interessante gedachte. Maar dat is inhoud. Daar wil ik niet te zeer op focussen. Wat mij fascineert is de vraag waarom ik zoveel meer geniet van het proza van Zweig – dan van het proza van Den Uyl. En dat heeft toch alles te maken met stijl. Met Schrijvers en schrijvers.

donderdag 24 september 2015

Adriaan van Dis kijkt wat sip ondanks Constantijn Huygens-prijs

Gisteravond laat zat ik met een biertje in mijn ene en een sigaretje in mijn andere hand onderuitgezakt voor de tv naar Pauw te kijken waar Adriaan van Dis in het zonnetje gezet werd omdat hij de Constantijn Huygens-prijs gekregen heeft. Maar het was een zonnetje met een paar wolkjes ervoor. De redactie van het programma had namelijk een paar collega-schrijvers zover gekregen dat ze in de camera iets tegen Adriaan wilden zeggen. Dus kreeg Adriaan kudos van Tom Lanoye en Ronald Giphart en Abdelkader Benali; maar de lof die hij kreeg toegezwaaid betrof vooral zijn ambassadeurschap voor het boek –van zijn exceptionele literaire kwaliteiten werd niet gerept. Wijselijk – ook wel een beetje pijnlijk – want over exceptionele literaire kwaliteiten beschikt Van Dis niet. Ik heb vier of vijf boeken van hem gelezen, die ik best onderhoudend en vermakelijk vond; maar ik was niet, bepaald niet, onder de indruk van zijn stijl. Sterker ik vond zijn stijl soms ronduit saai. Makkelijk uit je woorden komen, moeiteloos kunnen formuleren, het biedt geen garantie voor een pakkende stijl, zoveel blijkt eens te meer uit het werk van Van Dis. Dat hij de Constantijn Huygens-prijs krijgt toegekend, voor Nederland toch een zeer belangrijke oeuvreprijs, zegt dan ook alles over ons kleine taalgebied. Ieder jaar moet toch iemand die prijs krijgen.

maandag 21 september 2015

Knight of Cups

“Wat een kutfilm, wat een kutfilm!” foeterde de baard die zich door zijn artistieke vriendin had laten meetronen naar Knight Of Cups toen hij voor mij uitlopend de filmzaal verliet. En inderdaad als het des filmmakers bedoeling is om het publiek van zich te vervreemden dan is Terrence Malick meer dan ooit op de goede weg. Wat een pretentieuze teksten neuzelt die voice over, over lege levens, het leven een pelgrimstocht, Wasteland, Parsifal, etc. Ja het is wat; en intussen staat de wereld in brand. Geen dialogen, geen ontwikkeling, maar suggestie als narratieve vorm, schetsjes, tableaux die het verhaal “vertellen” van een vader die het niet meer weet en in wroeging leeft, een jongere broer die woedeaanvallen heeft, een overleden broer (terugkerend thema bij Malick) en Knight of Cups Christian Bale die zich hier tussendoor beweegt, alsook tussen talloze schone dames bij wie hij geen blijvend soelaas vindt. (Geef mij uw probleem.) Regieaanwijzing van Malick aan Bale: “Doe alsof je een toeschouwer bent, een geest in het decor van je eigen leven.” Sowieso de acteurs en actrices het bos in gestuurd, wat ze zich blijkbaar graag laten welgevallen, want ze spelen toch maar mooi in een film van Malick. Blijft over prachtige fotografie en geweldig camerawerk. Dat is echt subliem en op zich reden genoeg om de film te gaan zien. Ook zijn er dikwijls lekkere geile kontjes in beeld.

zaterdag 19 september 2015

Mollenvel Parijs, pagina zoveel


Café sur le toit, september 2015, aardbeien met slagroom

Ik had in m’n schoudertas een oud Volkskrant Magazine gestopt, dat ik bewaard had omdat er een reportage over Parijs in staat van Peter Giesen. (Het is trouwens nogal bewolkt, maar droog en niet koud.) Wat er ook in staat is een kort verhaal van J.M.A. Biesheuvel, dat ik straks lezen ga, en een inleidend stuk waarin Arjan Peters iets over dit korte verhaal (of kortverhaal zoals de Vlaming zegt; ook volgens de Vlaming ben ik nu in een grootstad, in plaats van in een grote stad, maar laat vallen zoals de Fransman zegt) zegt en over de vijf die nog volgen zullen (of die al gevolgd zijn, en die ik stuk voor stuk gemist heb). Die andere vijf verhalen plus deze van Maarten Biesheuvel danken hun uitverkiezing aan een vierkoppige “jury” die speciaal hiertoe in ’t Amstelhotel bijeengeroepen is. Behalve Arjan Peters himself en Wilma de Rek van de Volkskrant de onvermijdelijke Adriaan van Dis en de op de groepsfoto van de jury zeer hautain kijkende Anna Drijver om wie ik eens heel veel lol gehad heb toen ik een interview met haar las in eerdere editie van datzelfde Volkskrant Magazine. Neemt niet weg dat ik haar graag in haar kutje neuken zou, en in haar mondje en haar kontje, alleen denk ik dat dat bij haar niet gelegen komt. Waarom niet? Nu ik erover nadenk, blijkt dat we best wel wat gemeen hebben. Zo heeft ze net als ik aanleg voor dwangneuroses en is ze net als ik vegetariër, waarvoor kudos, en net als ik is ze een wannabee schrijver. Wat zeg ik, ze heeft zelfs, anders dan ik, twee romans op haar naam staan en ik herinner me zelfs dat ze voor haar eerste een zeer welwillende recensie kreeg – maar daarvoor heeft ze vast Arjan Peters moeten pijpen.


vrijdag 18 september 2015

Alcools

Vorige week was ik flaneur te Parijs. Ik flaneerde over de boulevard Saint-Germain ik ging een boekwinkel binnen ik zocht vond & kocht Alcools van Apollinaire. De bundel is mythisch, het eerste gedicht is weergaloos. Het heet Zone. Ik ben geen criticus of letterkundige of zo en mijn kennis van poëzie is beperkt. Maar laat ik beginnen met te zeggen dat Apollinaires beslissing om alle interpunctie achterwege te laten goed heel goed heeft uitgepakt. De verzen zijn ritmisch en rijmend en komen tot leven als je ze hard op zegt. Ze zijn geestig, een beetje provocerend soms, ze zijn ontroerend ook. Devotie en spotzucht vullen elkaar aan in plaats van elkaar uit te sluiten. Wat gebeurt er in het gedicht? Iemand –de dichter- wandelt door ruimte en tijd. De ruimte: Parijs. Maar ook Praag, Marseille, Koblenz, Amsterdam en zelfs Gouda. De tijd: verleden & heden; de kindertijd, de adolescentie, de volwassenheid. Ook de vele staten van het gemoed worden bezocht: begoocheling, devotie, geluk, hartzeer, verdriet, medelijden, verootmoediging. Veel verzen springen eruit en schreeuwen om geciteerd te worden. Zoals:C’est le Christ qui monte au ciel mieux que les aviateurs/Il détient le record du monde pour la hauteur En : Maintenant tu marches dans Paris tout seul parmi la foule/ Des troupeaux d’autobus mugissants près de toi roulent En : De Chine sont venus les pihis longs et souples/Qui n’ont qu’une seule aile et qui volent par couples Dikwijls is de eenvoud de kracht, de onschuld, de ogenschijnlijke tegenspraak:Te voici à Amsterdam avec une jeune fille que tu trouves belle et qui est laide. Het stellige ervan. Maar nu ga ik linzen koken, want er moet nog gegeten worden.

dinsdag 15 september 2015

Épave

Een mooie donkere krullenbos, een brilletje, roodgeverfde lippen en een kek kontje gestoken in een strakke spijkerbroek, verdomd als ze het niet was… Kom op nou, gewoon iets zeggen, het kan gerust in het Nederlands… Ik was al verder gelopen, maar besluiteloos en met langzame pas… Ik draaide me om en keek naar haar en zij keek vriendelijk en niet onwelwillend naar me terug… Iets zeggen…