woensdag 28 oktober 2015

All Fours

Een paar maanden voordat Deafheaven New Bermuda uitbracht, verscheen All Fours van Bosse de Nage, een album dat het niet van zijn toegankelijkheid moet hebben. Uitzondering moet gemaakt voor het Fugazi-achtige A Subtle change, luister maar, is het niet catchy? Wat door de eentonige – maar wellicht daardoor ook effectieve en in elk geval stijlvaste – screamo zang ondergesneeuwd raakt is het hoge niveau van de teksten over seksueel deviant gedrag. Als je de CD uit het doosje haalt, komt deze tekst te voorschijn: What are you?” he asked.“I am a small room at the back of the house.I am a decision.I am an obscene gesture made over the toilet.I am one of many uncounted varieties of excrement.I am your first orgasm.I am a coward, and a screaming child.” Dat geeft een aardig beeld. Als je het kartonnen hoesje van Deafheavens New Bermuda openklapt - en het artwork is zwart deze keer, in plaats van roze – dan tref je deze tekst aan: „Perhaps I am doomed to retrace my steps under the illusion that I am exploring.“ Behalve dat de woorden fraai gespatieerd op hetz warte oppervlak verdeeld zijn, vormen ze ook een zeer prikkelende tekst. Even googlen leert dat het het een Engelse vertaling is van een quote van André Breton. Bosse de Nage ontleent zijn naam aan een personage van Alfred Jarry. Hipster black metal = surrealisme & patafysica.

zondag 11 oktober 2015

Un coin de table

Toen ik ruim een maand geleden nog wat tijd had stuk te slaan op Gare du Nord kocht ik bij de Relais Paul Verlaine van Stefan Zweig. Zelden heb ik meer plezier beleefd aan een impulsaankoop. Het door Corinna Gepner uit het Duits vertaalde proza van Stefan Zweig is in een woord prachtig. Niet in blinde aanbidding en zeker niet zonder kritische noot schrijft Zweig met liefde, bewondering en invoelend vermogen over werk en leven van Paul Verlaine. Om het boekje wat volume te geven heeft de uitgever ook een biografische notitie van Zweig over Rimbaud toegevoegd, een goede zet, want wie Verlaine zegt, zegt Rimbaud. En die tekst over Rimbaud enthousiasmeerde mij misschien nog meer dan de monografie over Verlaine. Waar Verlaine wordt afgeschilderd als zwak, vrouwelijk, speelbal van het lot, wordt Rimbaud, l’époux infernal, voorgesteld als sterk, robuust, wilskrachtig, energiek. Voor die typering van dat gelegenheidshomopaar valt veel te zeggen, maar met één opmerking van Zweig ben ik het oneens, en dat is die over de afbeelding van Rimbaud op het beroemde schilderij van Henri Fantin-Latour. Volgens Zweig ziet de afgebeelde Rimbaud er meer uit als een arbeider dan als een dichter terwijl, kijkt u zelf, als er iemand op dat schilderij eruit ziet als un poète, un rêveur, dan toch Arthur. Sterker, hij heeft zelfs iets meisjesachtigs op die voorstelling, iets dat volledig indruist tegen het beeld dat bijvoorbeeld Izambart – met wie Zweig gesproken heeft, want dat kon toen nog! – van hem schetst: “précoce, colérique, brutal, très viril, un gaillard avec de gros poings solides, un peu monsieur muscle (…).” Maar het ene hoeft het andere niet uit te sluiten.

zaterdag 10 oktober 2015

Pingpong Café - of hoe een vijf tot tweemaal toe in een zes verandert

Woensdagnacht droomde ik dat ik met twee vrienden* naar een café ging. Het was een heel groot café. Ik had de avond ervoor een pagina of 25 in Knausgårds Schrijver gelezen, ondermeer de passage waarin hij met zijn broer en een vriend van zijn broer het Bergense café Opera bezoekt, een heel groot café. Ook had ik de ochtend ervoor in de Volkskrant een fotoreportage gezien van voorwerpen waarop gedrukt Je suis Charlie. Een van die voorwerpen was een tafeltennisbatje. Et voilà, de verklaring voor het feit dat in het grote café waar nog maar weinig tafeltjes vrij waren bijna iedereen aan een cafétafeltje zat te pingpongen. Zoals je cafés hebt waarin mensen aan tafeltjes tegenover elkaar over een schaakbord gebogen zitten, zo zaten ze in het door mij gedroomde café te pingpongen. Dat was heel gewoon in mijn droom, zoals altijd alles heel gewoon is in mijn dromen; ik kan me niet herinneren dat ik me in mijn dromen ooit ergens over verbaasd heb. Waar ik me wel over verbaas, is dat er in mijn exemplaar van Schrijver Deel 6 staat terwijl het toch pas het vijfde boek van Mijn Strijd is, ook volgens de Noorse titel Min Kamp, Femte bok. (Er staat ook nergens Schrijver – dat wordt er hier maar bij verzonnen uit mercantiele overwegingen.) Waar ik me eveneens over verbaas, maar dan hebben we het over heel iets anders, zijn niet de vijf sterren die Robert van Gijssel geeft aan New Bermuda van Deafheaven want die zijn terecht. Ook de zin waarmee hij zijn recensie opent, wekt geen verbazing, sterker nog, ik onderschrijf en citeer hem graag: “Het album Sunbather van het Amerikaanse Deafheaven was in 2013 de sensationeelste metalplaat sinds mensenheugenis.” Maar waar haalt Robert van Gijssel dat zesde stuk in zijn “zes monumentale en in alle terneergeslagen zwartgalligheid toch nog verheffende muziekstukken” toch vandaan? Want New Bermuda telt –helaas, helaas- maar vijf nummers…

*Twee vrienden: de vampier en de luis op m’n zere hoofd (inside joke).

donderdag 1 oktober 2015

Youth

Arnon Grunberg schreef vanochtend in zijn Voetnoot dat hij Sorrentino’s Youth in Parijs had gezien. Nou, ik toevallig ook. In de MK2 aan de Boulevard Saint-Germain. Wat de film betreft, kan ik melden dat die vanaf moment 1 de sfeer van een Sorrentinofilm ademt – vintage Sorrentino, zo fijn om een keer vintage te zeggen. De volgende scène, waarin Michael Caine als een onwelwillende componist van de beroemde Simple songs (hoe verzin je het) geïntroduceerd wordt, temperde mijn enthousiasme. Sowieso vind ik Sorrentino niet uitblinken in story telling en ’t uitdiepen en motiveren van karakters. Zo heeft de dramatische monoloog die Rachel Weiss tegen haar vader afsteekt iets enorm geforceerds en ondanks de traan in haar oog ook iets erg ongeloofwaardigs. De zelfmoord van Harvey Keitel à la de tante van Ida komt ook nogal uit de lucht vallen, pun intented. Maar daar staat een exuberante beeldenrijkdom tegenover die alles meer dan goedmaakt. De autorit van Harvey Keitels zoon en zijn nieuwe vlam, no pun intended, is een weergaloze filmsequentie. En de billen en borsten van Miss Universe zijn een rechtvaardiging van de film op zich. De tattoo van Marx op de rug van Diego Maradona is een aardige grap en de hooghoudscene met de tennisbal is hogeschool. En dan heb ik het nog niet over de filmscore gehad. De aanzwellende muziek van GSYBE! om maar iets te noemen. Afijn, etc etc. Het afronden van een stukje is nooit mijn forte geweest.